Je bekijkt nu Verre verwanten
Huwelijk van Jan Meiland als eerste met die achternaam in Lisse 1758. Hij zou uit Warmondse komen, maar dat moet Warmsen, Dld, zijn

Verre verwanten

Tijdens de eerste dag van de Noordwijkerhoutse geschiedenis in oktober 2022 stonden stambomen centraal. Het thema “Van wie ben je er één?” lokte vele mensen naar de Witte Kerk. Vooral de bijnamen als typerend Noordwijkerhouts erfgoed vielen in de smaak. In de voorbereiding op die dag is gekeken naar de herkomst van bekende familienamen. Dat leverde een aardig lijstje namen op van voorouders die ooit de beslissing namen hun vertrouwde omgeving te verlaten en een toekomst op grote afstand van hun naasten op te bouwen. De mannelijke migranten namen de familienaam mee.

Actuele migratieproblemen.

In een jaar waarin migratie en vluchtelingenopvang dagelijks aandacht krijgen in de media wordt nogal eens geroepen dat Nederland altijd gastvrij is geweest voor migranten en vluchtelingen. Met nauwelijks verhulde trots wordt keer op keer herhaald dat Nederlanders tolerant zijn. Maar dat is een wat vaag begrip dat op zowel een actieve, open houding als een passieve, toegeeflijke kan duiden. Bovendien, wie de geschiedenis in detail bestudeert zal zich verbazen over dat trotse gevoel want de gastvrijheid was selectief en afhankelijk van heersende politieke, religieuze en maatschappelijke winden. Tolerantie voor de één, afkeer en haat voor een ander. Er zijn vanaf de 16e eeuw legio voorbeelden te vinden in de archieven van bestuurlijke organen zoals het Hof of Staten van Holland die de vermeende tolerantie in een heel ander licht plaatsen.

Het is daarbij ook een verschil of je praat over het Koninkrijk der Nederlanden met haar vaste grenzen vanaf 1813 of de gebieden die daarvoor als “ons land” werden gezien. Met grenzen die regelmatig verschoven en gebieden die alleen voor spek en bonen mochten meedoen in de Republiek der  Zeven Verenigde Provinciën zoals Brabant en Limburg. Het staatsburgerschap ontstond pas bij de stichting van ons huidige Koninkrijk met haar grondwet en bewaakte grenzen. In de landen om ons heen was dat zelfs nog veel later. Bekendste voorbeelden zijn Duitsland en Italië, als eenheidsstaten ontstonden die pas aan het eind van de 19e eeuw.  Terwijl volgens het ideaal van de Europese unie de grenzen zoveel mogelijk moeten vervagen zien we min of meer het tegenovergestelde gebeuren: het proces van vorming van nieuwe soevereine staten. Volkeren die zich nu alsnog af willen scheiden. De voorbeelden liggen voor het oprapen: voormalig Joegoslavië, Schotland, Catalonië, Noord-Italië.

De migratie in de 17e of 18e eeuw, de periode waarover redelijk betrouwbaar inzicht verkregen kan worden was dan ook iets anders dan wat we in onze tijd zien waarin de hele wereld in beweging lijkt. In de gedachte- en meningsvorming over dit fenomeen is het helaas nog altijd zo dat de geschiedenis van Nederland vooral beschreven wordt vanuit stedelijk perspectief. Extreem gesteld: voor historici is Amsterdam het centrum van de wereld en het platteland vormt slechts opvulling. Dat Amsterdam en met haar nog een paar steden een smeltkroes van nationaliteiten vormen valt niet tegen te spreken, maar dat komt voort uit de aantrekkingskracht van de veilige “muren” en economische mogelijkheden van een stad. Maar mag je die stadse smeltkroes dan representatief voor het hele land noemen? Het gemak waarmee dat regelmatig gebeurt is tenenkrommend.

Als je geschiedenis beschouwt als het gevolg van dynamische interactie tussen mensen binnen hun natuurlijke omgeving ontstaat een ander Nederland in de geschiedenisboekjes. Dan wordt bijvoorbeeld de stormvloed van 1953 met het daaruit voortvloeiende Deltaplan belangrijker voor ons land dan de Beeldenstorm van 1566. Of hadden de uitvinding van de zaagmolen en de hout- en graanhandel op de Oostzee misschien wel een duurzamere invloed op de welvaart van ons land dan de winsten van de VOC. Zo’n andere insteek legt ook op pijnlijke wijze bloot dat we de vaderlandse historie vooral als een keuzemenu gebruiken waaruit we zaken pikken die goed uitkomen bij het verdedigen van de belangen van individuen of groepen. De historie als een glazen bol waar iedereen iets anders in meent te ontdekken.

Het gevoel buitenspel te staan of het tempo van de veranderingen in de samenleving niet meer te kunnen volgen wordt breed ervaren en dat is zorgwekkend. Zelden wordt de vraag opgeworpen of de toenemende complexiteit van de samenleving niet een onoverkomelijke barrière vormt voor migrant of vluchteling. Mag je verwachten van hen die van buiten Europa komen dat zij hier ooit het gezochte geluk vinden of een bijdrage aan de samenleving leveren; ligt die lat niet veel te hoog in het besef dat veel geboren Nederlanders al niet mee kunnen komen? Het opvangen van migranten en vluchtelingen zou je een vorm van beschaving kunnen noemen maar daar blijft weinig van over als deze mensen op een zijspoor van de samenleving terechtkomen, daar wegkwijnen of ongewenst gedrag gaan vertonen. Als het geluk van deze mensen werkelijk voorop staat zou je hen eerlijk moeten vertellen dat onze samenleving complex is, waarbij veel van een burger wordt verwacht, dat hun persoonlijk geluk niet gegarandeerd kan worden en voor velen onder hen slechts een bestaan in de marge zal zijn weggelegd, waarbij dat waarschijnlijk ook voor hun kinderen en kleinkinderen nog zal gelden. Maar voor dat eerlijke verhaal durven vele bestuurders niet in de spiegel te kijken.

En hoe zit het dan met….

Vanwege bovenstaande mijmeringen over de actuele migratieproblemen was het extra interessant te zien waar de Noordwijkerhoutse voorouders uit het gevonden lijstje “Verre Verwanten” vandaan kwamen. Hoe moeten we hen plaatsen, wie en wat waren zij? Waren onder hen ook vluchtelingen en welke patronen kunnen we ontdekken? De kans dat onder uw voorouders iemand het migratiepad heeft bewandeld is zeer groot. Vandaar dat hier alleen gekeken is naar migranten die via hun familienaam voortleven in Noordwijkerhout met flink wat nazaten. Daarmee sluiten we een flinke groep mensen uit die ooit in dit land en regio rondliepen, maar die een stuk moeilijker te traceren is omdat zij geen huwelijken sloten of kinderen kregen, onroerend goed aanschaften of met het gerecht in aanraking kwamen. Ook in de Noordwijkerhoutse archieven kom je met enige regelmaat onbekende namen tegen waarover verder niets meer te vinden valt.

Zich zomaar vestigen in één van de gewesten van ons land voor het jaar 1800 was er niet bij. De steden gebruikten het systeem van het poorterschap waarbij inwoners van de stad garant moesten staan voor de nieuwkomer. In dorpen werd gevraagd om een akte van indemniteit. De vorige woonplaats moest verklaren de kosten voor haar rekening te nemen als een nieuwkomer door armoede door zijn of haar nieuwe dorpsgemeenschap onderhouden moest worden. Zwervers en bedelaars werden opgepakt en het gewest uitgezet. Het joodse en katholieke geloof werd gedoogd zolang er geen openbare uitingen van waren en men geen zieltjes probeerde te winnen onder de gereformeerde bevolking. Maar specifieke geloofsgroepen zoals de Jezuïeten en Remonstranten werden openlijk gediscrimineerd. Per dorp, stad of regio lijkt men overigens een eigen invulling te geven aan acceptatie van nieuwkomers. Mooi voorbeeld is Noordwijk waar een bloeiende Remonstrantse gemeenschap ontstond terwijl schoolmeester Robays in Noordwijkerhout vanwege Remonstrantse sympathieën min of meer het dorp uit is gepest. Ouders stuurden hun kinderen niet meer naar zijn schooltje waardoor hij zijn inkomsten verloor. De Classis Leiden schrijft over de goede man dat “hij door de Heere genade tot betere kennisse” was gekomen. Zij hadden hem aan de tand gevoeld en beloofd dat indien hij op zijn “gevoelens voor de Remonstranten” zou terugkomen, zij hem zouden aanbevelen voor een vrijgekomen aanstelling in Lisse. Hetgeen ook gebeurd is.

Update 6 januari 2023: van mede-onderzoeker Charles Horsthuis komt het bericht dat de familie Robays van oorsprong uit Menen bij Doornik en niet ver van Roubaix afkomstig is. Dat laatste zou de naam kunnen verklaren De familie heeft zich in Lisse gevestigd, waar ook een “Vlaams buurtje” geweest zou zijn. Daarmee kunnen we een tweede voorbeeld van migranten uit de Zuidelijke Nederlanden noteren, al is deze familienaam reeds lang geleden uit Noordwijkerhout verdwenen maar leven er mogelijk nog wel nazaten van hen onder een andere achternaam.

Als we naar de twee grote migranten- of vluchtelingenstromen uit de Nederlandse geschiedenis kijken, de Sefardische en Asjkenazische Joden uit respectievelijk Portugal, Spanje en Oost-Europa en de Hugenoten uit Frankrijk zijn er maar enkele familienamen in ons dorp aan deze stromen te koppelen. Voor zover uw schrijver na kon gaan hebben er voor het jaar 1900 geen Joodse mensen in Noordwijkerhout gewoond. Maar de familie Van Parera die eind 19e eeuw vanuit Amsterdam in Noordwijkerhout terecht is gekomen heeft bij het natrekken van de stamboom ontdekt dat hun familienaam wel degelijk terug te voeren is op Joodse voorouders (Pareira/Pereira) uit Portugal. En mogelijk zijn er nog wel een paar Noordwijkerhoutse families die via stamboomonderzoek zo’n link kunnen leggen.

Update 6 januari 2023. Eigen onderzoek leert dat we een stevige kanttekening moeten plaatsen bij de verwantschap van de Noordwijkerhoutse familie Van Parera met Sefardische Joden uit Portugal. De stamboom voert terug naar een Cornelis Stevenszoon die in 1639 in Oost-Nederland is geboren en als timmerman en aannemer in Amsterdam een nieuwe woonplaats vindt en daar veel nazaten krijgt. In die stad was de naam Pareira of Pereira niet onbekend en dat leidde ertoe dat de verbasterde naam van de familie in de 19e door een ambtenaar is omgezet in Van Parera. Helaas kunnen we niet verder terug in de tijd maar het is gezien de beschikbare gegevens dus zeer onwaarschijnlijk dat de familienaam terugvoert naar Joodse voorouders. JD/2023

Bij de Hugenotenstroom ligt dit iets gecompliceerder omdat er zowel aan het einde van de 16e als de 17e eeuw een stroom voornamelijk Franse protestanten naar ons land is gekomen, terwijl tot de eerste stroom vaak de protestanten uit de Zuidelijke Nederlanden gerekend worden, die niet alleen verhuisden wegens geloofsvervolging maar ook voor het geweld dat in dat gebied plaatsvond tijdens de 80-jarige oorlog. Waarbij ook nog eens een economisch motief een rol gespeeld kan hebben. De Zuidelijke Nederlanden beleefden midden 16e eeuw hoogtijdagen maar de economie stortte kort daarna volledig in en heeft zich onder de Spaanse heerschappij en het langdurige geweld pas vanaf de 19e eeuw hersteld. Op het niveau van individuen valt een reden voor vertrek naar het noorden vaak niet te geven. In de archieven vinden we in de periode tussen 1575 en 1600 waarin grote groepen Hugenoten en Zuidelijke Nederlanders in de steden Haarlem en Leiden terechtkwamen slechts één huwelijk van een inwoner van Noordwijkerhout met iemand die tot deze groepen behoord kan hebben. Lijsbeth Jeroensdochter trouwt in 1586 in Leiden met de gereformeerde Willem Stevenszoon uit Sint-Truyen. En hertrouwt in dezelfde stad twintig jaar later met Michiel Alexander uit Brussel. Daarbij moeten we wel aantekenen dat de archieven uit die periode verre van compleet zijn.

Maar er is een bekender voorbeeld en dat betreft de familie Van Eeden, die stamt namelijk af van François de Neve en Pachina van de Voorde die uit Avelgem naar Haarlem verhuisden en daar in 1591 trouwden in de gereformeerde kerk. Dit echtpaar komt begin 17e eeuw in Noordwijk terecht en via het huwelijk van hun nazaat Jan van Eeden met bakkersdochter Sijmentje van Leeuwen komt de achternaam ook naar Noordwijkerhout. Of de inmiddels flinke familie Van Eeden die achternaam ook dankt aan de Vlaamse stamouders is niet duidelijk, bewijs ontbreekt.

Huwelijk van de stamouders Van Eeden in 1591 in Haarlem; afkomstig uit Avelgem (3e woord middelste regel)

Vele migranten uit dorpen zoals Avelgem uit de regio’s Oost-Vlaanderen en Wallonië trokken naar de Hollandse steden Haarlem en Leiden waar in de textielindustrie werk gevonden kon worden. Dorpen liepen leeg, een verschijnsel dat in onze tijd te vergelijken valt met de dorpen in het Rifgebergte, waaruit vele Marokkaanse gastarbeiders afkomstig zijn. Het ontstaan van Waalse kerken is een indicatie dat naast werk ook geloofsvrijheid een rol gespeeld kan hebben bij de migratie uit genoemde regio’s naar de Hollandse steden. Daarmee werden deze migranten uitdragers van het gereformeerde geloof dat zich dan ook vooral via de steden verspreidde. De Reformatie heeft de slag met de Roomse kerk in de Bollenstreek echter nooit kunnen winnen.

Over de achtergrond van de eerste gereformeerde families in Noordwijkerhout valt weinig te vinden. We kunnen hen dus ook niet verbinden aan de Hugenotenstroom.  De familie Slingeland had verwanten in Sassenheim en ook bovengenoemde schoolmeester Robays was door huwelijk aan hen verbonden, maar of de voorouders van bijvoorbeeld de Clinckans en Huchtenburgen uit de Ruigenhoek al in Noordwijkerhout woonden voor de Reformatie is niet duidelijk. Leden van de kleine protestantse gemeenschap hebben gedurende de eeuwen veel moeite gehad om een partner binnen het eigen dorp te vinden. Vandaar dat we onder hen familienamen uit allerlei windstreken vinden. Bekende voorbeelden zijn de families Laros, Koudijs, Bouwmeester en Mens. Een paar families zijn hieronder uitgewerkt.

De lijst Verre Verwanten.

Vooropgesteld: het onderstaande lijstje bekende familienamen is zeker niet compleet, aanvullingen zijn van harte welkom. Enkele families zijn nader uitgewerkt voor een achtergrondbeeld. Het is lastig om ergens een grens te trekken, wie neem je wel en niet mee, zie het als een poging tot inventarisatie. Geselecteerd is op familienamen die nog altijd veel voorkomen in Noordwijkerhout; waarvan de voorouders al voor het jaar 1900 in het dorp woonden en waarvan we weten dat de naam oorspronkelijk uit een plaats op grote afstand van het dorp afkomstig is, buiten het gewest Holland. Het huwelijksjaar is in de meeste gevallen aangehouden als jaar van vestiging in Noordwijkerhout. Een paar keer waren vrouwelijke dragers van de achternaam de eersten van hun familie in het dorp.

KrtFamilieHerkomstEerste inwoner Noordwijkerhout vanafJaar
1AartmanSűdkirchenJaap Aartman1896
2BaderHamme, A’dam/’t Groene HartJan Bader1851
3Berg, van den **Lembeck, via NoordwijkGerrit van den Berg1792
4Bouwmeester – HesAalten + Hannover, via AmsterdamLambertus Bouwmeester, Charlotta Hes1800
5BroekhofFrisoyte, Oost-FrieslandGerrit Jansz Broekhof1746
6BuschmanAhsenFrans Buschman1824
7Denzen, vanBoxmeerHendrik van Denzen1875
8Eeden, vanAvelgem, Haarlem/NoordwijkJan van Eeden1793
9GeerlingsDiestedde, directHermanus Geerlings1843
10Laros (La Roche)Bretagne (?) Breda/NoordwijkGijsje Laros1767
11MeilandWarmsen, via LisseJan Meijland1825
12Mens-BrummelkampFreren en Schaale via BeverwijkHendrik Mens, Helena Brummelkamp1771
13NulkesDűlken/Viersen, GulickerlandJohanna Nulkes1783
14PenningsGemert, via HeemstedeHein Pennings1836
15PerforsMeppelHarmen Perfors1776
16SeijsenerEime bij Hannover via HillegomJan Seijsener1902
17Winter, deNieuwpoort, via VoorburgJob de Winter1753
     
  Enkele kleine families  
 KoudijsWoudenbergDirk Koudijs1787
 Parera, vanPortugal, via AmsterdamJan van Parera1901
 VanemanWalstedde via AlkemadeNeeltje Vaneman1893
    

** NB. Er zijn twee geheel verschillende families Van den Berg in Noordwijkerhout

NB. Een aparte groep “nieuwkomers” in Noordwijkerhout werd eeuwenlang gevormd door predikanten en pastoors. Zij kwamen voor de 20e eeuw voor zover na te gaan allemaal van elders, maar in de meeste gevallen wel uit het gewest of provincies N+Z-Holland. De predikanten stichtten gezinnen maar trokken weer weg, de pastoors hadden hun celibaat te eerbiedigen maar brachten soms familieleden mee zoals moeders, broers en zusters.

Vergelijkbaar is de groep burgemeesters en gemeentesecretarissen, ook die kwamen in de regel van buiten het dorp en in enkele gevallen ook van buiten de provincies N+Z-Holland. Voorbeelden zijn de familie Hoog, die vanuit Dordrecht en Leiden naar Noordwijkerhout kwamen en vanaf 1851 uit twee generaties burgemeesters leverden, maar ook Adriaan van Iersel, vanaf 1918 burgemeester van het dorp en geboren in Raamsdonk.

Herkomst- of geboorteplaatsen van de genummerde families; globale ligging

Bevindingen.

– Van de grote migratiestromen uit de 16e en 17e eeuw zijn weinig sporen terug te vinden in Noordwijkerhout. Alleen de familienamen Van Parera (Portugal) en Laros (Bretagne?) zijn aan deze stromen te verbinden.
– Niettemin zijn diverse Noordwijkerhoutse familienamen terug te voeren op een migrerende voorouder, maar slechts in enkele gevallen kwam die voorouder direct naar het dorp. Voor het jaar 1900 hebben “nieuwkomers” nauwelijks invloed gehad op de groei van het dorp en zal hun invloed op het dagelijks leven ook zeer beperkt zijn geweest. Men ging naadloos op in de samenleving.
– Onder de nieuwkomers verhoudingsgewijs veel protestanten, hetgeen terug te voeren is op de omvang van deze religieuze gemeenschap, waardoor de partnerkeuze beperkt was.
– Migranten komen vooral uit Brabant en uit Duits gebied rond Munster en Hannover, dus niet ver van de huidige Nederlandse grens.
– De reden om naar onze regio of het gewest Holland te komen lijkt afgaande op de beroepen die men uitoefent vooral economisch van aard te zijn; de zoektocht naar werk. De eenzijdig ontwikkelde agrarische economie van Noordwijkerhout bood in dat opzicht niet zo veel mogelijkheden en veel aanbod van werk was seizoensmatig.
– Men kwam vaak alleen; toch volgden familieleden vaak de nieuwkomer. Maar men werd door huwelijken en partnerkeuzen snel opgenomen in de lokale bevolking. Dit is een duidelijk onderscheid met de huidige tijd, waarin men familieleden uit het moederland laat komen en eigen gemeenschappen vormt binnen het land.
– Algemene lijn: voor de 20e eeuw speelde (im)migratie slechts een minieme rol in de ontwikkeling van Noordwijkerhout.

Voorbeelden van families met een achternaam met migratieachtergrond

De familie Laros

Gijsje Pietersdochter Laros uit Noordwijk trouwde in 1767 met Cornelis Sevenhuijzen en woonde tegenover de Witte Kerk waar zij na het overlijden van haar man in 1802 nog twintig jaar lang een winkeltje gehad heeft. Haar familienaam was van oorsprong “(De) La Roche”. De familie zou volgens stamboomonderzoekers oorspronkelijk uit Bretagne afkomstig zijn maar woont begin 17e eeuw in Breda. De vijf gevonden voorvaders van Gijsje hadden allen als voornaam Pieter. Maar hun achternamen zijn bij de eerste generaties divers. Zij worden naast “De La Roche, La Roche, Larosse en Laros” ook opgeschreven bij dopen of huwelijken als “Pieter Petit of Pieter Petyt”. Aan de namen van hun echtgenoten kunnen we vaststellen dat het wel degelijk om dezelfde familie Laros moet gaan.

Boven het huwelijk van Pieter Laros, daar nog als Pieter Petit vermeld; onder zijn handtekening

De naam La Roche komt in 1599 al voor in Breda. De eerste twee Pieter Petit’s of Pieter La Roche waren chirurgijn, de familie is gereformeerd. Stamvader Pieter Petit zou rond 1600 in Breda geboren zijn en is medio 1625 getrouwd. Uit zijn huwelijk met Sara van den Brouck kennen we enkele kinderen, waaronder zoon Pieter, die als chirurgijn onder andere voor het leger werkte onder kapitein Van Beveren. Deze Pieter kreeg na zijn huwelijk in 1652 met Cornelia van Overvelt uit Zevenbergen maar liefst 14 kinderen, waarvan meerderen jong gestorven zijn. Zijn zoon Pieter, geboren op 10 oktober 1654 verhuisde als volwassene naar Noordwijk waar hij trouwde met de Katwijkse Marijtje van der Bijl in 1681.

De vijf Pieters, voorouders van Gijsje Sevenhuijzen-Laros.

Update januari 2023: het huwelijk van stamvader Pieter de la Roche (Rosse) dat hierboven nog op circa 1625 is gesteld, is door Charles Horsthuis gevonden in Geertruidenberg. Pieter trouwt in 1628 als “Piere de la Rosse jongeman, geboren in Bretagne” met Sara Maximiliaensdochter van den Brouck, weduwe van de eveneens Franse Antoine Forettier.

De familie Mens.

In 1771 trouwt Hendrik Mens in Noordwijkerhout met Helena Brömmelkamp, haar naam wordt meestal met een u geschreven. Het echtpaar was drie weken daarvoor in Beverwijk in ondertrouw gegaan, maar Helena woonde al in ons dorp. Bij haar wordt aangegeven dat zij in Schale(n) geboren is. Hendrik zou uit Zwolle afkomstig zijn. Toch gaan we er hier van uit dat hij oorspronkelijk uit Freren komt, een dorpje op korte afstand van datzelfde Schale. De buurdorpen liggen echter in verschillende Duitse deelstaten, Noordrijn-Westfalen en Nedersachsen. De reden om Hendrik aan Freren te koppelen heeft te maken met naamgenoot Harmen Mens die vier jaar eerder in Voorhout was neergestreken. Hendrik zou als broer van Harmen in 1740 in Freren geboren zijn volgens genealogen, maar helaas heeft uw onderzoeker het bewijs hiervoor nog niet kunnen bevestigen.

Update 1 februari 2023. Van genealoog Charles Horsthuis is bericht ontvangen dat hij zich gestort heeft op de hierboven aangehaalde herkomst van de familie Mens uit het Duitse dorp Freren. De gebruikte informatie van derden blijkt niet helemaal juist. Hij vond een digitaal bewijs van de doop in Freren van twee mannen met de naam Johannes Hendricus in respectievelijk 1739 en 1745, beiden zonen van Hermanus Mensen en Gesina Lammers (of Lambers). Verder onderzoek leerde dat de tweede “onze” Hendrick Mens is. De naam van hun moeder is dus ook iets anders, niet Aaltje maar Gesina. Het is niet ongewoon om twee kinderen binnen een gezin dezelfde voornaam te geven. In hun geval en bij nog een broer Bernard wordt hun naam voorafgegaan door Johannes. Overigens is het opvallend dat Hendrik katholiek gedoopt is en hij bij zijn huwelijk gereformeerd blijkt te zijn, net als zijn echtgenote Helena. Dit heeft mogelijk te maken met de wetgeving rond huwelijken uit die periode waarin gemeenschap van goederen was uitgesloten bij de verbinding van katholieken met gereformeerden. Nu Hendrick “overgestapt” was kon hij mede-eigenaar worden van de door Helena geërfde onroerende goederen in Noordwijkerhout. JD

De komst van het echtpaar Mens naar Noordwijkerhout heeft een logische verklaring. Helena is namelijk erfgenaam van haar oom Jan Stippers, wiens naam vaak als Stippens geschreven wordt. Jan is afkomstig uit Veldhausen, vlak over de huidige grens met Duitsland bij Tubbergen en een plaats die eveneens niet ver van Schale en Freren ligt. De echtgenote van Jan is Aleida Gysken uit Schale, een zus van de moeder van Helena Brummelkamp. Voor Aleida was Jan haar tweede echtgenoot. Zij was weduwe van Jan Maarlevelt (Maerlevelt) uit Warmond, een varkenshandelaar en compagnon van Noordwijkerhouter Dirck Coenraetszoon Oostdam. Dirck handelde in vlas en varkens en uit bewaard gebleven gegevens blijkt dat zijn klanten ook op grote afstand woonden, in Oost-Nederland. Documenten over een conflict tussen de compagnons Oostdam en Maarlevelt levert nog een derde interessante naam op, Jan Harmen Harten uit Veldhausen. Ook hij trouwde een zus van Aleida Gysken uit Schale. De familierelaties zijn hieronder in een schema geplaatst.

Hendrik Mens en Helena Brummelkamp kregen slechts drie kinderen. Dochter Ariaantje wordt slechts 11 jaar, zoon Gerrit blijft kinderloos; deze scheepstimmerman overlijdt als weduwnaar van Philippina Bentler in Den Helder in 1822. De flinke groep nazaten van Hendrik en Helena komt geheel voort uit het huwelijk van zoon Hendrik met Dina Maria de Kan. Zij is een dochter van Pieter de Kan, herbergier in het Rechthuis tegenover de Witte Kerk, eveneens gereformeerd. Onder hun twaalf kinderen zijn meerderen vroeg overleden, de verdere groei van de familie Mens kwam tot stand via de gezinnen van de zonen Leendert en Klaas.

Het echtpaar Mens-Brummelkamp kwam min of meer in een gespreid bedje terecht. Aleida Gysken had geen kinderen gekregen met Jan Maarlevelt en bracht als zijn enig erfgenaam bij haar huwelijk met streekgenoot Jan Stippers een aardig kapitaal in. Omdat dat huwelijk ook kinderloos blijft erft nichtje Helena Brummelkamp het bezit in Noordwijkerhout dat onder meer bestaat uit een boerderij tegenover de Witte Kerk, op de plek waar later de familie Mens enkele huizen zal bouwen. Dit bezit wordt door Hendrik en Helena uitgebouwd met de aankoop van landerijen, maar ook van een tweede boerderijtje op het Kerkeland, nabij de huidige kruising van de Parallelweg en Havenstraat. Het echtpaar was van huis uit gereformeerd en in die hoedanigheid worden zowel Jan Stippers als Hendrik Mens vrijwel direct na hun komst naar Noordwijkerhout ingeschakeld als dorpsbestuurders en –rechters. Openbare functies waren tot eind 19e eeuw bij wet voorbehouden aan protestantse inwoners.

Zoals bij veel van de hier besproken verre verwanten komen ook andere leden van de familie Mens richting Bollenstreek. In Voorhout was Harmen Mens al enkele jaren voor Hendriks komst naar Noordwijkerhout neergestreken. Ook Harmen heeft vele nazaten in de regio.

De familie Bader

De stamvader van de familie Bader in Noordwijkerhout komt uit den Hamm of Hamm in Noordrijn-Westfalen. In dat dorp wonen Johan Bader en zijn tweede echtgenote Clara Gűdekint en uit hun gezin komen we begin 18e eeuw drie leden tegen in Amsterdam. In 1706 huwt Johannes Bernardus Bader met Eva Hensen. Bijna elk jaar worden kinderen uit dit huwelijk geboren en in 1713 wordt broer Theodorus Bader als getuige genoemd. Later vervult ook zus Elisabeth Bader die rol. Johan is “koeckebakker en tabakspinder”; met dat laatste wordt bedoeld dat hij tabak verwerkte en ook verkocht via een winkeltje. Bij de dood van Johans weduwe Eva Hensen blijkt dat alleen drie dochters erfgenamen zijn, de familienaam Bader werd door hen niet doorgegeven. Zij hebben samen de tabakszaak van hun ouders overgenomen, maar kenden veel persoonlijk tegenslag door vroeg overlijden van henzelf, kinderen of echtgenoten.

De familienaam bleef dus alleen bestaan via Theodorus of Dirk Bader, die volgens onderzoekers als Johannes Henricus in de doopboeken van Hamm staat vermeld. Dit wat aparte gegeven rond de voornaam kon helaas niet nagetrokken worden, hoewel er geen twijfel is over het feit dat Dirk een broer is van Johannes Bernardus en Elisabeth en zij alle drie kinderen zijn van Johan en Clara Bader-Gűdekint, want hun voornamen komen terug bij hun kleinkinderen.

Boven: Theodorus is doopgetuige, onder inschrijving als Dirk in de poorterboeken van Amsterdam

Theodorus/Dirk Bader wordt in 1717 als poorter van Amsterdam ingeschreven, een soort verblijfsvergunning. Om als inwoner/poorter geaccepteerd te worden was een vast beroep en een borg nodig. Dirk wordt koekenbakker genoemd, net als zijn broer Johannes Bernardus, die daarnaast ook in tabak handelde. Dirk was vier jaar voor het poorterschap al getuige bij de doop van één van de kinderen van zijn broer. Die had sinds zijn huwelijk in 1706 al enkele kinderen gekregen waarbij geen leden van de familie Bader als doopgetuigen genoemd worden. Dat is een sterke aanwijzing dat Dirk Bader en ook zijn zus Elisabeth kort voor 1713 naar Amsterdam gekomen zijn om net als hun broer in deze stad in het gewest Holland een toekomst op te bouwen. De familie is katholiek en maakt gebruik van de kerk of parochie met de wat aparte naam “Stadhuis van Hoorn”.

1717 is ook het jaar waarin op 19 oktober Dirks eerste kind, Jan, geboren wordt. Zijn huwelijk met Aagje Smidts is helaas niet gevonden maar zal kort daarvoor hebben plaatsgevonden. Twee jaar later volgt een tweede kind, ook nog in Amsterdam gedoopt. Het is Johannes, de broer van Dirk die in 1718 voor 500 gulden een huis koopt in Nieuwveen, nabij de Nieuwveense dijk en daar een koekenbakkerij start, welhaast zeker door Dirk bewoond. Zelf is Johannes in Amsterdam blijven wonen en daar ook gestorven in 1730. Dirk is dus rond de aankoop van de koekenbakkerij naar Nieuwveen verhuisd en krijgt daar met echtgenote Aagje nog twee kinderen. Een eigen aankoop van een huis door Dirk is niet gevonden dus heeft hij altijd in de woning annex koekenbakkerij gewoond. Dirk komt op tragische wijze om het leven. Bij zijn overlijden in 1734 wordt vermeld dat hij “submersus” of verdronken is.

Aagje Smidts staat er dan alleen voor met haar twee overgebleven kinderen, Jan en Catharina. Een jaar na haar mans dood koopt zij een huis in Nieuwveen, in de Achterdijkse polder. Zij heeft mogelijk van haar schoonfamilie de woning annex koekenbakkerij moeten verlaten, die was immers geen eigendom van Dirk en Aagje. Maar het koekenbakken blijft wel haar inkomstenbron. Drie maanden later maakt zij een testament op waarin zij bepaalt dat van haar twee minderjarige kinderen Jan de koekenbakkerij met materialen zal mogen overnemen tegen uitbetaling van zijn zus met een bedrag van 4.500 gulden, voor het midden van de 18e eeuw is dat een flink bedrag. Aagje overlijdt in 1761, zoon Jan is dan de enig overgebleven achternaamdrager Bader. Uit zijn nageslacht dat in het Groene Hart woonde is achterkleinzoon Jan (1824-1905) de eerste Bader die zich in 1851 in Noordwijkerhout vestigde na zijn huwelijk met kleermakersweduwe Elsje de Kan-Van den Berg. Zij woonden tot Elsjes dood in 1862 in de Zeestraat, daarna verhuisde Jan naar Sassenheim. Een andere tak uit dezelfde Groene Hartfamilie Bader kwam begin 19e eeuw naar Noordwijkerhout.

Eerste pagina van het testament van Aagje Bader-Smits, koekenbakster, 1735, Nieuwveen

De familie Bouwmeester

Enkele jaren terug is voor het stamboomboek van Bert Hogervorst over de familie Bouwmeester uitgebreid gezocht in het archief van Oost-Nederland en dan met name Aalten. In dat dorp wordt in 1768 Johannes Lambertus Bouwmeester (Boumeister/Boumeester) geboren, later vaak alleen Lambertus als voornaam dragend. Zijn moeder was niet getrouwd en omdat we de vader niet kennen werd de achternaam van de moeder aangehouden. Zij blijkt een kleindochter van Jan Bouwmeester die zijn achternaam dankt aan de boerderij waar hij begin 18e eeuw op woonde. In die regio was het overnemen van de naam van de woonplek een gewoon verschijnsel en dat blijkt ook uit de naam van de voorouders van Jan want die woonden enige tijd op een oud kloosterterrein en werden om die reden “Van het Klooster” genoemd.

Uit het onderzoek bleek ook dat Oost-Nederland veel armoede gekend heeft en dat is ongetwijfeld de reden waarom opvallend veel bewoners uit Aalten naar het westen trekken en dan met name naar Amsterdam. In die stad is het huwelijk van Lambertus Bouwmeester gevonden. Dat vond plaats in 1798. Hij is dan 29 en bij hem wordt abusievelijk Raalte genoemd als geboorteplaats maar dat moet dus Aalten zijn, een lettertje minder. Charlotta Hes is zijn 23-jarige bruid, zij komt uit de omgeving van Hannover. De trouwlustigen hebben elkaar hoogstwaarschijnlijk in de stad leren kennen.

Kort na het huwelijk, waarschijnlijk voorjaar 1800, vestigt Lambertus zich met Charlotta in Noordwijkerhout, waar hij als kleermaker de kost verdient en al hun kinderen geboren zijn. De stap van de grote stad met vele economische mogelijkheden naar het kleine agrarische dorp is best opmerkelijk. Voor de achtergrond van de komst van dit echtpaar naar het dorp is geen directe verklaring gevonden, maar wel een aardige theorie. In Amsterdam woonden zij op korte afstand van de sigarenwinkel van Alida Zwaijer, een dochter van Frans Zwaijer, kapper en chirurgijn in Noordwijkerhout en één van de gereformeerde inwoners die vele jaren in het bestuur van het dorp heeft gezeten. De kleine gereformeerde gemeenschap kon in die jaren wel wat versterking gebruiken, temeer omdat het alleenrecht van deze gemeenschap op het gebruik van de Witte Kerk door wetten in de nieuwe Bataafse Republiek op losse schroeven was komen te staan. Het echtpaar lijkt ook direct een eigen woonplek te hebben gevonden aan de Dorpsstraat. Frans Zwaijer, die in die periode geen burgemeester meer was maar wel enige tijd als schout fungeerde, zou dus samen met zijn dochter Alida een rol gespeeld kunnen hebben bij de komst van de familie Bouwmeester naar Noordwijkerhout.

De familie Meiland (Meijland; Maijland)

Het achterhalen van gegevens over verre verwanten is lastig als je gewend bent aan de rijke kerk- en gemeentearchieven van ons land. Voorouders in Duitsland zoeken is niet eenvoudig. Niet alleen omdat beschikbaar archiefmateriaal slechts beperkt digitaal in te zien valt, maar ook omdat de lappendeken aan dorpen, staatjes, prins- en hertogdommen die Duitsland voor 1900 vormde flink wat gepuzzel oplevert. En het wordt extra lastig als de herkomstplaats van de eerste verre verwant ook nog eens afwijkend geschreven wordt. Dat blijkt bijvoorbeeld het geval bij de familie Meiland.

Bij het Lissese huwelijk in 1758 van Jan Meijland met Anna van der Linden uit Rijpwetering wordt vermeld dat Jan geboren is “in den dorpe Warmondse in het Hannoverse”. Uiteindelijk blijkt het te gaan om Warmsen, een kleine plaats op de grens van Nedersachsen en Noordrijn-Westfalen, niet ver van Hannover. Van deze plaats zijn geen digitale doop- trouw en huwelijksgegevens digitaal in te zien maar een genealoog uit die omgeving heeft de inwoners van Warmsen per woning in kaart gebracht met veel nuttige details.

Omdat de geboorteplaats van de vroeg overleden (1771) Jan Meijland bekend is kunnen we met grote zekerheid vaststellen wie zijn voorouders waren. Er wonen namelijk bijzonder weinig mensen met die achternaam in Warmsen en die zijn in de 18e eeuw aan elkaar verwant. Het is dus genealogisch vissen met een groot net in een kleine vijver. De Duitse genealoog laat zien hoe het eigendom van de woning van de familie Meijland is doorgegeven binnen de generaties. Opvallend detail is dat bij de naam van Johannes Hendrick Meijland wordt vermeld dat hij (als enige zoon) afstand heeft gedaan van de “hof”, hetgeen past bij iemand die naar ons land verhuisd is. Zijn zus wordt eigenaresse. Dat gekoppeld aan het feit dat Jan een dochter de naam Catharina geeft en daarmee zijn moeder vernoemt, is een sterke aanwijzing dat we de juiste voorouders te pakken hebben. En dat geeft het volgende schema van de eerste generaties Meiland.

Jan Hendrik Meijland uit Lisse met zijn Duitse voorouders uit Warmsen

De vroege dood van Jan maar ook van een paar van zijn kinderen maakt dat de familie Meijland zich in het gewest Holland aanvankelijk alleen kon uitbreiden via het gezin van Jan Janszoon Meijland (1768-1802) en diens zoon Arij. Jan vestigde zich met Maartje van Graven op een duinboerderij op het Vogelenveld bij De Zilk. Zoon Arij woonde op dezelfde boerderij, trouwde twee keer, eerst met Marijtje Zwanenburg en na haar dood met Jansje van Zomeren en kreeg met hen in totaal veertien kinderen.

De genealogische gegevens uit Duitsland die op woningniveau zijn samengesteld leverde ook nog een extraatje op. Je kunt vaststellen in welk buurtschap het huis aan de Wegerden anno 2022 gestaan zou hebben. Met dank aan Google Maps.

Doordat de genealogische bron voor de stamboom Meiland woonplekken aangeeft kunnen we zelfs het buurtschap vinden waar zij vandaan kwamen. Buurtschap en straat Wegerden in Warmsen, Duitsland.

De familie Pennings

Voor de oorsprong van de familienaam Pennings moeten we naar het Brabantse land. De nazaten van Hendrik/Hein Pennings die onlangs in het fraaie stamboomboek van Bert Hogervorst verzameld zijn komen voort uit voorouders die rond het jaar 1700 vanuit Gemert naar Heemstede verhuisden. Helaas is nog geen document gevonden dat de Bollenstreek-Penningsen direct verbindt aan hun Brabantse voorouders maar is dat bewijs op een zeer moderne wijze verkregen. In Oost-Brabant wonen meerdere families met de naam Pennings en een tak uit Gemert blijkt bij vergelijking van hun DNA met de Bollenstreekse naamdragers zeer sterk overeen te komen. Het onderzoek liet dus precies zien met welk van de verschillende Penningsfamilies uit Brabant de Bollenstrekers verwant zijn. De stamvader van de tak zou een Joachim Anselmi zijn, geboren in de late 16e eeuw en olieslager van beroep.

Formeel mag de overheid geen DNA-database van alle Nederlanders aanleggen maar zo’n database wordt op basis van vrijwilligheid aangelegd door mensen die geïnteresseerd zijn in genealogie en neemt in omvang toe. In Engeland is men op dit vlak al een stuk verder en zijn talloze mensen die hun voorouders zochten geholpen. In de toekomst gaat dit ook in ons land ongetwijfeld tot meer verrassende conclusies leiden als archiefmateriaal ontbreekt.

Reinier Theuniszoon Pennings is de stamvader van de Bollenstreekfamilie Pennings. Hij trouwde in 1701 in Berkenrode met IJffie (Eva) Oliviersdochter de Lange uit Heemstede. Zij was weduwe van Pieter Pieterszoon van de Putten, met wie zij in 1680 getrouwd was en met wie zij ook vijf kinderen had, waarvan twee overleden waren. Reinier, zelf in het jaar 1674 geboren, was dus een stuk jonger dan zijn echtgenote en kreeg als 27-jarige via dit huwelijk direct drie bonuskinderen.  Maar hij werd ook eigenaar van de klerenblekerij van zijn schoonfamilie aan de Herenzandvaart in Heemstede. Daarvoor moet hij eerst een regeling treffen met de voogden van de kinderen van zijn overleden vrouw IJffie uit haar eerste huwelijk. Daaronder valt ook de overname van een schuld die zij samen met haar overleden man had bij Huibertje Hendriksdochter Heemskerk. Daarmee hebben we de eerste relatie tussen de familie Pennings en de Noordwijkerhoutse Heemskerkfamilie te pakken, want Huibertje is geboren op het Huis Ter Lugt, dezelfde boerderij aan de Delfweg die later eigendom zal worden van Hein Pennings.

Na het overlijden van zijn 1e vrouw wordt de klerenblekerij aan de Zandvaart overgedragen aan Reinier Pennings, 1704. Eva of IJffie Oliviersdochter was eerder getrouwd met Pieter van der Putten

De 10 jaar jongere broer van Reinier, Anthonius Theuniszoon is hem nagereisd vanuit Brabant en vestigt zich als blekersknecht aan de Zandvaart, waar hij in 1716 trouwt met Reinier als getuige. En ook een Catharina Pennings die in 1718 in Leiden trouwt en afkomstig zou zijn uit Eindhoven is waarschijnlijk een familielid. Zij trouwt in 1730 met een blekersknecht uit Leiden, Arnold Bekkering en dat is de broer van Catharina Bekkering, die Paulus, een zoon van Reinier trouwde in 1735. Paulus is een zoon uit het tweede huwelijk van Reinier Theuniszoon Pennings met Grietje Verhagen, uit het eerste huwelijk van Reinier met IJffie Oliviersdochter zijn geen kinderen bekend.

De familie Pennings is katholiek. Heemstede kende net als de Bollenstreekdorpen een grote katholieke gemeenschap. Het echtpaar woonde aan de Blekerslaan of Zandvaart in Heemstede en daar komen we ook enkele andere bekende Noordwijkerhoutse familienamen tegen, zoals die van Gerrit Brama en Willem Corszoon Heemskerk, die er net als de Penningsen een blekerij had. Die blekerij is nog lang binnen de familie Pennings gebleven, zeker tot einde 18e eeuw. Maar dat was niet via de familielijn van Hein of Hendrik Pennings, de eerste met die achternaam in Noordwijkerhout. Hein is een achter-achterkleinzoon van Reinier Pennings. Zelf werd Hein geboren op een boerderij ten noorden van het Schoterbosch, nu onderdeel van de westrand van de stad Haarlem, hij verhuisde bij zijn eerste huwelijk naar het Huis Ter Lugt aan de Delfweg. Maar zijn voorouders zijn dus van  Brabantse origine en kwamen uit armere streken naar het gewest Holland om als klerenblekers werk te vinden  aan de Zandvaart in Heemstede.

De familie Geerlings

Hoewel het tegenwoordig tot de grootste families in Noordwijkerhout behoort is de geschiedenis van de familie Geerlings in het dorp betrekkelijk kort. (Johannes) Hermanus Eustergerling of Geerlings is rond 1835-1840 vanuit Diestedde naar Noordwijkerhout gekomen. Hij is uit het lijstje verre verwanten naast Hendrik van Densen uit Boxmeer één van de weinigen die vanuit zijn geboorteplaats direct in het dorp is komen wonen.

Hoewel hij in 1847 in Heemstede trouwde woonde hij al enige jaren in Noordwijkerhout, waar hij in 1843 een huis kocht op het Kerkeland, een perceel grond aan de Havenstraat en Parallelweg. Dit boerderijtje behoorde tot de oudste bewoonde locaties en werd nog gerekend tot de dorpskern.  Voor het sluiten van zijn huwelijk met Maria Weijers, geboren in de Vogelenzang is een uitgebreide briefwisseling met geboorteplaats Diestedde noodzakelijk, compleet met stempels en zegels om de hardheid van de gegevens te onderstrepen. Helaas is dat geen garantie en dat blijkt ook want de Duitse pastoor die blijkbaar graag zijn kennis van het Latijn tentoonspreidde vermeldt de verkeerde sterfdatum van Elisabeth Feldhues, de moeder van Hermanus. Die was al overleden in 1708 toen Hermanus nog maar twee jaar oud was. Ook de naam Eustergerling levert problemen op, in dit geval voor de gemeentesecretaris van Heemstede want die maakt er in de trouwinschrijving Enstergerling van. Dat de achternaam na het huwelijk al snel veranderd wordt in Geerlings was mogelijk uit gemak maar misschien had het als achtergrond dat die achternaam in de regio Haarlem en Heemstede niet onbekend was.

De in het Latijn geschreven geboortewijs van Johannes Hermanus Eustergerling door de pastoor uit Diestedde, 1847

Johannes Hermanus, meestal afgekort tot Hermanus Geerlings wordt in de eerste jaren arbeider, landbouwer en knecht genoemd in verschillende akten. Dat is wel te verklaren want mensen uit die tijd verdienden vaak niet met één beroep hun dagelijks brood. Op het stuk grond waarop zijn huis stond kon Hermanus gemakkelijk wat gewassen verbouwen en verkopen. En als knecht bij een dorpsgenoot kon hij bijverdienen. Zo is hij waarschijnlijk ook begonnen. Zijn schoonvader was Pieter Weijers, een jager en jachtopziener en ook zijn zwagers Marcel en Pieter Weijers hadden enige tijd dat beroep. Marcel woonde op het Paardenkerkhof bij De Zilk en Pieter bouwde een huis aan de Delfweg. Als duinbeheerders hadden zij vaak extra handen nodig dat en dat was precies in de jaren dat Hermanus naar Noordwijkerhout kwam en in Maria Weijers de liefde van zijn leven vond. Bewijs is het niet, maar wel een plausibele verklaring voor zijn komst.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.