Je bekijkt nu De ruzies van Cornelis Isaackszoon van den Berg
Cornelis Isaackszoon incasseert belastingeld over ingezaaide landen bij de rentmeester van klooster Leeuwenhorst

De ruzies van Cornelis Isaackszoon van den Berg

Tot de grootste families in Noordwijkerhout behoren de Van den Bergjes, nazaten van Goossens van den Berg die vanaf einde 15e eeuw in Noordwijk woonde. Maar niet elke Van den Berg is een nazaat van Goossens want er zijn ook nog wat mensen met de achternaam die afstammen van Gerrit van den Berg die aan het einde van de 18e eeuw met Neeltje van der Holst op boerderij Sprockelenburg woonde. Gerrits vader kwam overigens vanuit Lembeek bij Munster naar ons land en hij is het zoveelste voorbeeld van een migrant uit dezelfde Duitse regio die zijn achternaam heeft verankerd in de Noordwijkerhoutse bevolking. Zo heeft uw schrijver wel drie verschillende voorouders uit dit gebied: Geerlings, Van den Berg en Vaneman. Maar bij elkaar opgeteld bedraagt hun bijdrage aan zijn DNA nog geen procent. De term allochtoon daarop plakken zou ietwat overdreven zijn. Dit verhaal gaat alleen over Goossenskroost, stamvader aan moederszijde in uw schrijvers stamboom en betreft zijn kleinzoon Cornelis Isaackszoon Van den Berg. De achternaam werd in zijn tijd ook geschreven als Berch of Bergh.

Notarisakten zijn een belangrijke bron van informatie voor onderzoek naar voorouders. Nu werd de notaris voornamelijk ingeschakeld voor zakelijke aangelegenheden maar een enkele keer is het smullen geblazen als hij verslag mag doen van een sappige burenruzie. De achtergrond voor het opstellen van zo’n kers-op-de-taartakte was meestal om wat officieel gewicht te geven aan een verklaring van getuigen van gebeurtenissen. De verklaring wordt door de notaris niet onder ede afgenomen maar vaak wel gevolgd door een belofte van de getuige om dat desgevraagd te willen doen. Het document kon gebruikt worden als men iemand wilde aanklagen bij de lokale rechtbank of als document dat meegezonden kon worden naar het Hof van Holland. Het geheugen van mensen is geen harde schijf van een computer, naarmate de tijd vordert wil een verklaring gemakkelijk van inhoud en woordkeuze veranderen. Dus was het handig om kort na een incident met de getuigen naar de notaris te stappen voor een verse verklaring. Men wist immers nooit hoe dit in de toekomst nog eens van pas kon komen.

Het soort conflicten waarover dergelijke akten spreken past perfect bij de huidige tv-uitzendingen van de Rijdende Rechter. Erfscheidingen, wateroverlast van de buurman maar bijvoorbeeld ook een lange verklaring over een ruzie rond een duif in een schoorsteen. Het komt soms wat kleinzielig en lachwekkend over maar voor onze voorouders waren dit zwaarwichtige zaken. Van Cornelis Isaackszoon van den Berg zijn er twee gebeurtenissen bewaard gebleven waarvoor hij de notaris inschakelde. Cornelis woonde met Marijtje Thielmansdochter aan de Voorstraat in Noordwijk-Binnen. Hij wordt snijder genoemd, maar het is niet helemaal duidelijk wat hij dan precies sneed, waarschijnlijk leer of kleding. Ook kluste hij zoals zovele tijdgenoten bij en van Cornelis weten we dat hij in 1585 de belasting over ingezaaide landerijen ophaalde bij de boeren in Noordwijkerhout. Hij pachtte deze taak, betaalde zelf een lager totaalbedrag aan de dorpsbestuurders en hield geld over als hij alle belastingen wist binnen te halen. Ook zijn zonen zijn pachter van bepaalde belastingvormen geweest.

Cornelis en Marijtje zijn voor het jaar 1582 getrouwd en kregen twee zonen waarvan we de namen kennen, Frans en Thielman. Frans Corneliszoon van den Berg was waard in Noordwijk-Binnen, in herberg de “Lelietjes onder den doornen”, waarin de plaatselijke rederijkerskamer gevestigd was. Frans komt nog prominenter dan zijn broer voor in notarisakten want hij had het nodige te stellen met de schouten Pieter van den Boekhorst en Jan en Jacob van Banchem. Met een dubieuze hoofdrol voor de vrouw van Frans, Anna Pijnssen van der Aa uit de miniheerlijkheid Offem, die nog adellijk bloed door de aderen had stromen. Voor dit 17e eeuwse liefdes- en drankdrama rond Frans en Anna verwijs ik graag naar het boek van Frans Angevaare “Rechtsprekers en schuinsmarcheerders” waarin hij vanaf blz 273 gedetailleerd en met humor de avonturen van Frans beschrijft. Een aanrader! De vader van Frans, Cornelis Isaackszoon heeft dit alles net niet meer meegemaakt want die was enkele jaren daarvoor overleden maar zijn weduwe Marijtje Thielmansdochter werd volop betrokken in de kwestie want Frans vlucht tijdens heftige ruzies met vrouwlief of met de schouten naar het huis van zijn moeder.

Marijtje Thielmansdochter kon over ruzies meepraten want in haar prille huwelijksjaren is zij betrokken bij een burenruzie met ene Machtelt Harmansdochter. Op verzoek van de echtgenoot van deze Machtelt, Melis Pieterszoon, wordt bij notaris Oudevliet in Leiden door getuige Willempje Wolphertsdochter verklaart hoe Marijtje en Cornelis op straat Machtelt op een scheldkanonnade trakteren. Getuige Willempje woonde in Leiden maar was in Noordwijk geboren als dochter van chirurgijn Wolphert Willemszoon en was daar tijdens deze kwestie op bezoek. Om de sfeer van het indringende gesprek tussen de Noordwijkers volledig tot zijn recht te laten komen volgt hieronder de letterlijke tekst van de notaris, met de bewoording weergegeven in leesbare spelling en interpunctie. Plus wat aanvulling tussen haakjes ter verduidelijking.

Notaris Oudevliet, Leiden.

…Op heden de 18e dag april 1582 compareerde voor mij Willem Claeszoon van Oudevliet, notaris (blablabla…) de eerbare Willempje Wolphertsdochter, geboren van Noordwijk, huisvrouw van Pieter Balle (eigenlijk Bailly,made in Antwerp), residerend binnen de stad van Leiden, oud omtrent 27 jaar, en heeft ter requisitie van Melis Pieterszoon als man en voogd van Machtelt Harmansdochter, zijn huisvrouw, bij haar vrouwenwaarheid in plaats van ede getuigd en verklaard waarachtig te wezen dat zij getuige op maandag de 2e april laatstleden geweest is binnen Noordwijk alwaar zij hoorde zekere kijfachtige woorden. (En) gehoord en gezien heeft dat Cornelis Isaackszoon snijder en Marijtje Thielmansdochter, zijn huisvrouw, aldaar tot Noordwijk de voornoemde Machtelt Harmansdochter die als het scheen uit (brood)bakken geweest was, aangevallen en dezelfde stil staande hebben gehouden, zeggende: “Gij hebt de goede lieden haar goed met schone praat en praktijken afgeleend en hebt in de lombaert (lommerd) gebracht en het geld met dieven en schelmen verteerd. Men behoort u aan de kaak (op het schavot) te stellen en het dorp uit te geselen”. Diezelfde woorden dikwijls met onsturigheid (?onstuimigheid?) verhalende (uitgesproken). Zeggende verder: “Gij zijt een allemans hoer, half Leiden heeft u wel gebruikt, gij hebt wel honderd soldaten op uw gat gehad”, met meer andere ongeschikte woorden. Waarop de voornoemde Machtelt zei: “Ik heb mijn leven hoer noch dief geweest, ik ben van al te vrome ouders gekomen, dat ik al zulks doen zou”. Waarop de voornoemde Cornelis Isaackszoon en zijn huisvrouw weder roepend beantwoordde: “Hoeren en dieven hebben uw ouders geweest, uw moeder heeft mijn moeie (tante) een koralen vijftig met schoonpraten afgeleend en heeft het in de lombaert gebracht en heeft het geld gehouden. En mijn moeie heeft het koralen vijftig zelf uit de lombaert moeten lossen”. Met meer andere scheldwoorden zeggend: “Leg het in kennis, ik zal u waarmaken”. Waarop de voornoemde Machtelt tot haar (de) getuige (Willempje Wolpertsdr) en meer andere zei: “Ik neem u allegaar tot getuigen van hetgeen mij aangezegd wordt en begeer dat gij daar kennis van draagt”

Tot zover de akte van notaris Oudevliet. Deze eindigt voor ondertekening nog met de belofte van getuige Willempje dat zij verder niets toe te voegen heeft en haar getuigenis onder ede zal bevestigen als zij daartoe door Mathijs Harmanszoon, broer van Machtelt Harmansdochter, zal worden gevraagd. Melis Pieterszoon laat de akte dus opstellen, maar waarschijnlijk is broer Mathijs de man achter de schermen.

Achtergrond

De heftige woorden die door Cornelis en Marijtje op de arme Machtelt worden los gelaten zouden zeker geleid hebben tot beboeting door een lokale rechtbank. De straffen voor het belasteren of uitschelden waren eeuwenlang niet mals, zelfs een woord als “schelm” kon je al een boete opleveren. Dan zou de creatieve verbale uitspatting van voorvader Cornelis over de 100 soldaten die Machtelt op haar gat zou hebben ontvangen vast en zeker nog steviger zijn aangepakt. En waarom noemde Cornelis specifiek soldaten? Dit detail heeft zo nog enige historische meerwaarde want in 1582 wemelde het immers in Holland nog van soldaten die strijd moeten leveren met “de Spangiaert”. Die soldaten moesten door de steden en dorpen onderhouden worden, hier geeft Cornelis dat woord een bredere betekenis. Helaas ontbreekt het archief van de Noordwijkse vierschaar of rechtbank uit die periode zodat we niet weten of het ooit zover is gekomen dat het echtpaar verantwoording heeft moeten afleggen. En wat dieper in de gegevens gedoken ligt het meer voor de hand dat dit alles met een sisser is afgelopen. Want deze ordinare burenruzie blijkt uiteindelijk vooral een familiekwestie te zijn.

Het koralen sieraad van een tante van Cornelis of Marijtje dat door de moeder van Machtelt bemachtigd zou zijn werd bij een lommerd te gelde zijn gemaakt. De kans dat dit in Noordwijk gebeurd is lijkt klein, in een klein dorp was er weinig klandizie voor een lommerd. Dus grote kans dat hiermee een “lombaert” in Leiden bedoeld is en mogelijk moeten we dan bij de genoemde tante ook denken aan iemand uit Leiden. Helaas wordt haar naam niet genoemd. Machtelt en haar broer Mathijs Harmanszoon blijken als achternaam Van Creenburg of Croonburg te dragen. Zij hebben een zus Grietje en die blijkt al in 1577 getrouwd te zijn met Frans Isaackszoon van den Berg, een volle broer van Cornelis. Frans, die aan de Volmolengracht in Leiden woonde en net als Cornelis snijder van beroep was, is vier jaar na deze gebeurtenis getuige bij het huwelijk van Mathijs Harmanszoon Creenburg. Die laatste blijkt enige tijd pachter van wijnbelastingen te zijn geweest, een inkomstenbron die we ook voor enkele van de eerste generaties van de Van den Bergfamilie mogen noteren. Ook inkomstenbronnen kunnen dus nog iets vertellen over de relaties van mensen uit het verre verleden.

Grietje Harmansdochter woonde met Melis Pieterszoon in Noordwijk, maar als schoonzus van Frans Isaackszoon was zij aangetrouwde familie voor Cornelis Isaackszoon van den Berg. De felheid van Cornelis en Marijtje en de aard van hun uitspraken zijn beter te plaatsen als je bedenkt dat de hoofdrolspelers uit dit drama elkaar door familiebanden goed moeten hebben gekend. Wellicht liepen er meerdere kwesties tussen partijen en kwam de scheldkannonade van deze voorouders voort uit een periode van opgebouwde spanning. Zo komt het althans wel over maar bewijs dat maar eens. De afloop van het conflict is door Vadertje Tijd weggemoffeld. Misschien hebben Frans Isaackszoon en zijn vrouw Grietje Harmansdochter een bemiddelende rol gespeeld. Want van de Van den Bergen weet ik uit betrouwbare bron, via mijn DNA, dat zij dit soort problemen het liefst binnen de eigen gelederen oplossen……J

Een tweede getuigenverklaring voor Cornelis Isaackszoon

In het jaar 1600 verschijnt Cornelis opnieuw aan het bureau van een Leidse notaris, dit keer bij Lenaert van der Wuert. Hij heeft twee getuigen meegenomen die op zijn verzoek een verklaring afleggen over een gebeurtenis die vijf of zes jaar eerder heeft plaatsgevonden. Jaren na dato de geldkist van een notaris spekken met zo’n akte is al opmerkelijk, nog specialer is de reden waarom dit gebeurt. We zullen hier proberen dit voorval levendig te beschrijven.

Daarvoor kruipen wij stiekem in 1594 bij Pieter Janszoon Sloube (Slobbe) op de bok van zijn kar en verveeld kijkend naar de kont van het paard zoals het liedje uit Ja zuster, nee zuster zo treffend verwoordt begeven wij ons van Leiden naar Noordwijk, via Rijnsburg. Op de kar “varen” ook Jeroen Corneliszoon en Cornelis Isaackszoon van den Berg mee. Het paard sjokt en het bier lokt. Vandaar dat “aangelegd” wordt bij de woning van de weduwe Dirck Janszoon van der Speck in Rijnsburg om de dorst te lessen met vers nat van het vat. De bijrijders nuttigen hun drankje op de wagen maar Pieter Sloube gaat even naar binnen en wordt daar aangesproken door Arent Barentszoon Schut uit Noordwijk, een lakenkoper.

“Hebt gij daar een commissaris op de wagen?” vraagt Arent en wijst daarbij naar Cornelis Isaackszoon. Maar Pieter ontkent en vertelt de ijverig pennende notaris dat zij daarop met paard en kar naar Noordwijk zijn “gevaren”. Als zij via de Cley Noordwijk binnenkomen haalt Arent hen in en komt op zijn paard naast de kar rijden. Hij begint daar geheel onverwacht Cornelis Isaackszoon uit te schelden met “vele en verscheidene injurieuze woorden”. Helaas kan getuige Pieter Sloube zes jaar na het voorval niet meer vertellen welke woordenschat Arent precies heeft gebruikt maar wel weet hij nog goed dat Arent gedreigd heeft Cornelis te zullen slaan en daarop de daad direct bij het woord voegde. “Gelijck hij oock met een vuijst voor zijn hooft slouch, zulcks dat zijn hoet van zijn hooft viel”. Vooral het detail van de vallende hoed is interessant, die lijkt nu belangrijker dan schade aan het hoofd van Cornelis. Die is zich van geen kwaad bewust en spreekt richting Arent als enige uit dat hij “onder recht stond”.

Arent verdwijnt hierop uit het zicht maar als de mannen Noordwijk binnenrijden dreigt hij toch weer vanuit zijn huis richting de paardenkar te komen maar wordt snel “teruggetrocken door vrouvolck”. Daarmee eindigt ook dit spannende avontuur van Cornelis en zijn maten. De getuigen bevestigen bij de notaris dat zij bereid zijn hun verklaring onder ede te herhalen. Helaas valt er verder niets over dit incident te vinden want de rechtbankverslagen uit die periode zijn verloren gegaan.

Alle betrokken heren woonden in Noordwijk, toen nog zo klein dat men elkaar kende. Arent Barentszoon zal zijn redenen gehad hebben om Cornelis zo bruut aan te spreken. De kern van de getuigenverklaring zit in enkele details zoals het gebruik van het woord “commissaris” en de uitspraak dat Arent “onder recht stond”. Mogelijk betekende dit dat Arent eerder aangeklaagd was en Cornelis deel uitmaakte van de dorpsrechters die hem hadden veroordeeld. Of werd met “commissaris” verwezen naar een rol van Cornelis als ontvanger van belastinggeld.

Cornelis Isaackszoon van den Berg heeft na dit voorval geen zes jaar meer geleefd. Marijtje Thielmandochter wordt in 1606 zijn weduwe genoemd en is dan nog altijd bewoonster van de Voorstraat. De volgende generatie in de stamboom is Thielman Corneliszoon, hij krijgt met Joosje van Alckemade slechts één kind dat volwassen wordt. Het echtpaar woont naast Marijtje in de Voorstraat, in een huis gekocht door Joosjes familie, de Alckemades. De Van den Bergen van Noordwijkerhout stammen grotendeels af van dat ene kind, Pieter Thielmanszoon. Na de dood van zijn moeder Joosje wordt de jonge Pieter opvallend genoeg door zijn oma Alckemade aan het Westeinde opgevoed. Het prille stamboompje Van den Berg is in die periode dus nog kwetsbaar, maar een paar eeuwen later tot volle bloei gekomen. Die eerste generaties zouden zich verbazen over zoveel nageslacht in de 21 eeuw!

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.