Bij de start van deze website met historische verhalen in 2020 is een verhaal opgenomen over de vier wapenzegels van de Noordwijkerhoutse Heemskerkfamilie, nazaten van Hendrick Mattheuszoon Heemskerk en Cornelia Huibertsdochter Swil. De wapenzegels vormen een tastbare verbinding met deze voorouders. Net als foto’s of plaatjes spreken de zegels het nageslacht meer aan dan vergeelde of beschadigde documenten met voor de meeste mensen onleesbare teksten. Het echtpaar Heemskerk-Swil woonde vanaf 1638 op boerderij Landsigt aan de Herenweg. De echtgenoten kenden onder hun voorouders ieder twee schouten die hun wapenzegels gebruikten om officiële documenten te bekrachtigen. Via hun huwelijk werd de geschiedenis van die schouten aan elkaar gekoppeld en zoals hieronder zal blijken is er ook een directe familierelatie.
Terugblik eerder onderzoek.
Omdat uw schrijver net als talrijke Noordwijkerhouters en Bollenstrekers gerelateerd is aan deze Heemskerkfamilie is al vele jaren geleden begonnen met het verzamelen van materiaal om een stamboom te kunnen samenstellen. Met als uitdaging zo ver mogelijk terug te gaan in de tijd. Genealogen hadden al eerder het nodige werk verricht maar wat de Noordwijkerhoutse Heemskerkfamilie betrof kwam men niet verder dan bewijs dat Mattheus Corszoon Heemskerk uit Heemstede stamvader was. Hij was vader van bovengenoemde Hendrick Mattheuszoon. Als “Corszoon” moet Mattheus dan een Cors Heemskerk als vader gehad hebben, maar die man viel door genealogen blijkbaar niet te koppelen aan de Sassenheimse schoutenfamilie Heemskerk, een voor de hand liggend verband. De naam van Cors is tijdens het verzamelen van materiaal gevonden in een uittreksel van de originele tekst maar de bron van die tekst bleek lastig te vinden. Gelukkig hielp de Noordwijkse genealoog Frans Angevaare hier een handje door het archief aan te wijzen waar e.e.a. opgezocht kon worden, waarna de stamboompuzzel verder gelegd is.
Cors, vader van Mattheus en grootvader van Hendrick blijkt een zoon te zijn van de Sassenheimse schout Cornelis Willemszoon. Het gevonden document is de enige bron die Cors en zijn vader Cornelis verbindt, verder is Cors een onbeschreven blad, er valt niets meer over hem te vinden. Bij stambomen loopt men wel meer tegen dit fenomeen aan, het onderzoek verengt zich tot een enkel document dat bewijs levert voor familierelaties. Geheel in tegenstelling daarmee is het materiaal dat over de vader van Cors, schout Cornelis Willemszoon gevonden is in allerlei archieven. Het is inmiddels een hele waslijst geworden. Die informatie is op hoofdlijnen verwerkt in zijn levensverhaal op deze website “Schout Cornelis Willemszoon 1509-1577”. Met daarin als laatst gevonden detail dat de goede man rond het beleg van de steden Haarlem en Leiden tijdens de 80-jarige oorlog enige tijd “vertrokken en absent” was. Cornelis was tijdelijk spoorloos, waardoor zijn schoutambt aan iemand anders werd overgedragen. Maar Cornelis kwam weer opdagen en leefde nog enkele jaren waarna zijn nalatenschap een heet hangijzer voor justitie werd. Zie het verhaal.
Omdat Cornelis over een familiewapen beschikte met daarin een schild met “klimmende (Heemskerk)leeuw” was het familieverband met zijn vader Willem Willemszoon, ook schout van Oegstgeest en Sassenheim snel gevonden. Ook schout Willem gebruikte een wapenzegel met klimmende leeuw. Dat hing aan een document uit 1527 dat in 2020 gevonden is bij Erfgoed Leiden en op de foto gezet mocht worden, nota bene met de hulp van een archivaris die zelf een verre nazaat van schout Willem Willemszoon blijkt te zijn. Eind van dat jaar is deze vondst verwerkt in het verhaal over de wapenzegels van de Noordwijkerhoutse families op deze website. Inmiddels zijn meer versies van wapenzegels van de besproken schouten gevonden. Fraai exemplaar is dat van schout Willem Willemszoon uit het jaar 1516, hieronder te zien. Links het schild met de klimmende leeuw. Daarachter een griffioen, een gevleugeld mythisch dier met leeuwenlijf. In de rand de naam van schout Willem.

Er is genoeg bewijs dat vader Willem en zoon Cornelis verbindt. Dat ondanks het feit dat schout Cornelis pas de eerste is aan wie de achternaam Heemskerk gekoppeld wordt vanaf het midden van de 16e eeuw. Het ontbreken van achternamen is bij stamboomonderzoek een behoorlijke handicap, familieverband moet dan op een andere manier aangetoond worden want het was geen gewoonte van onze voorouders om daar zelf veel over te schrijven.
Het grote voordeel in het geval van deze schoutenfamilie is dat juist hun ambt maakt dat zij in veel documenten genoemd worden, zoals overdrachten van onroerend goed en leningen of hypotheken. Maar helaas levert dat slechts een enkele keer informatie op over de schout zelf. Over de persoonlijkheid van Willem Willemszoon komen we vooral iets te weten door enkele rechtzaken bij het Hof van Holland, zie elders op deze website. Met enige voorzichtigheid gesteld, hij lijkt niet het makkelijkste heerschap.
Zoektocht
Hoe dan ook, we mogen ons gelukkig prijzen dat we met de schouten Willem en Cornelis voor de Heemskerkstamboom in de zestiende eeuw zijn aanbeland. Talloze onderzoekers zouden wat dat betreft groen worden van jaloezie. Maar kunnen we dan nog dieper de geschiedenis in? De zoektocht naar nog oudere voorouders leverde wederom veel informatie op die hier in twee grote puzzelstukken is uitgewerkt.
Eerste puzzelstuk: een stammoeder uit de Aelwijnsfamilie?
Vertrekpunt voor de zoektocht is schout Willem Willemszoon, die twee keer getrouwd is geweest en al volwassen kinderen had terwijl zijn laatste telg nog in de wieg lag. Dat hij een zoon was van een zekere Willem Floriszoon lag voor de hand gezien de namen van zijn oudste zonen. Maar wie was dan zijn moeder of wie was de eerste van zijn twee echtgenoten. We kennen zijn tweede vrouw, Meijnsge Aelbertsdochter, maar zijn eerste levenspartner is onbekend gebleven.

De vele documenten waarin Willem Willemszoon (Heemskerk) als schout optreedt leveren weinig informatie over de man of zijn familie. Maar het eerder genoemde document van 1527 met Willems wapenzegel blijkt vanwege de inhoud belangrijke informatie te bevatten. Het is in zekere zin een familiedocument. Willem Willemszoon is als schout betrokken bij een schuldverklaring door Marijtje Gerritsdochter en haar broer Jan Gerritszoon. Zij stellen kinderen te zijn van “gerijt aelewijnsz onse vader saligher gedachten” en beloven hun “neef” schout Willem Willemszoon te vrijwaren van aanspraken als hun borg. Dat laatste is een gebruikelijke belofte om Willem die zich borg gesteld had tegemoet te komen, hem het vertrouwen te schenken dat zijn neef en nicht hoe dan ook zullen proberen te vermijden dat hij als borg wordt aangesproken. Als onderpand dient een perceel van 700 Rijnlandse Roe “brouckland” in Sassenheim. Als neef van deze twee kinderen is hun vader Gerrit dan mogelijk een oom van Willem Willemszoon. Daarbij direct de kanttekening dat Willem, geboren 1468, aanzienlijk ouder lijkt dan zijn neef en nicht. Dus misschien moeten we het begrip “neef” uit de akte misschien niet in de moderne betekenis uitleggen.
De twee kinderen van Gerrit Aelwijnszoon zijn ook broer en zus van Pieter Gerrit Aelwijnszoon, één van de vier eerdergenoemde schouten waarvan het wapenzegel bewaard is gebleven. De in Sassenheim geboren Pieter trouwde Angniesje Pouwelsdochter, een dochter van Pouwel Claeszoon, schout van Noordwijkerhout tussen circa 1518 en 1550. Zelf was Pieter als opvolger van zijn schoonvader als schout en gebruikte een eigen wapenzegel. Maar Pieter is net als Jan en Marijtje dus ook een “neef” van schout Willem Willemszoon. Er is naast de vier wapenzegels waar de nazaten van Hendrick Mattheuszoon Heemskerk en Cornelia Swil trots op mogen zijn daarmee ook een familieverband tussen de schoutenfamilies aangetoond. Pouwel Claeszoon en Willem Willemszoon (Heemskerk) waren van dezelfde leeftijd en zijn beiden lang schout geweest van hun dorp. Zij zullen elkaar ongetwijfeld gekend hebben en dat levert een prima verklaring hoe Angniesje, de dochter van Pouwel in contact is gekomen met Pieter Gerrit Aelwijnszoon, de neef van Willem Willemszoon.
Een duik in het diepe, de Aelwijns- of Alewijnsfamilie
Familierelaties zijn dus belangrijk bij onderzoek naar nog oudere generaties in een stamboom. Gerrit Aelwijnszoon had naast Jan, Pieter en Marietje ook nog een zoon Jacob en zijn zoon Willem woonde net als Pieter in Noordwijkerhout. Er is naast Marietje mogelijk een tweede dochter, die met een zekere Cornelis Janszoon Brasem trouwde, maar het is ook niet uitgesloten dat het juist Marietje is die echtgenote van Cornelis werd. In 1527 was zij in ieder geval nog ongetrouwd, want zou zij een echtgenoot gehad hebben dan zou hij zeker in de door schout Willem bezegelde akte voorkomen als haar voogd. Marietje is dat haar nog een jong volwassene en dat tekent het leeftijdsverschil met haar “neef” Willem Willemszoon die in 1527 al tegen de zestig jaar oud was. Haar vader Gerrit Aelwijnszoon blijkt al voor het opmaken van deze akte op 7 november 1527 overleden. Als pachter van het klooster Leeuwenhorst wordt hij nog tot 1525 genoemd, maar dit hoeft niet te betekenen dat hij in dat jaar nog leefde. Het geeft alleen de afloop van zijn pachtperiode aan. De rentmeester van het klooster werd niet altijd direct op de hoogte gesteld van het overlijden van een pachter, erfgenamen hadden belang bij het voortzetten van de pacht.
Als neef van de kinderen van Gerrit Aelwijnszoon zou in de gangbare betekenis van dat begrip “neef” de moeder van schout Willem Willemszoon een Aelwijnsdochter geweest zijn. Voor het familieverband is ook een tweede aanwijzing gevonden. In 1512 verdedigt schout Willem de belangen van een Roelof Janszoon uit Haarlem, die geld tegoed heeft van een zeker Thyman Janszoon uit Roeloarendsveen. Willem doet dit niet als schout van Sassenheim maar als gemachtigde van Roelof. Dat wijst richting een familierelatie. Omdat Willems tweede echtgenote Meijnsge Aelbertsdochter ook aan die stad verbonden is, zij woont er op latere leeftijd, was dit een goede reden verder te zoeken naar deze Roelof Janszoon. Meeste kans op succes is dan het zoeken naar hem als eigenaar van onroerend goed, want de Haarlemse archieven gaan voor dit onderwerp terug tot in de late vijftiende eeuw.
In 1518, zes jaar na de rechtzaak geeft het archief van Haarlem ons het familieverband van schout Willem Willemszoon en Roelof Janszoon. De laatste blijkt overleden en Willem verkoopt samen met Gerrit Aelwijnszoon en een zekere Gerrit Jacobszoon het huis van Roelof bij de Langebrug aan het Spaarne. Met hun broers en zussen zijn zij de enige erfgenamen van Roelof Janszoon. Ook hier ligt de conclusie voor de hand dat Gerrit Aelwijnszoon en Willem Willemszoon familie zijn en Gerrit zou dat kunnen zijn in de rol van oom of neef. Roelof Janszoon zou dan een zus van Gerrit, een Aelwijnsdochter getrouwd kunnen hebben. Maar een alternatieve verklaring is dat de eerste echtgenote van Willem die tot nu toe onbekend gebleven is een zus van Gerrit was. Dat past op zichzelf beter als we de familiegegevens van Gerrit Alewijnszoon en Willem Willemszoon naast elkaar leggen. Gerrit is inschattend tussen 1450 en 1480 geboren en heeft kinderen vanaf circa 1490. Van Willem kennen we zijn geboortejaar: 1468.
We hebben nu twee duidelijke aanwijzingen voor de moeder of eerste echtgenote van Willem Willemszoon als lid van een familie waarin de naam Alewijn of Aelwijn centraal staat. Naast Gerrit Aelwijnszoon vinden we in de archieven uit de regio Bollenstreek en Leiden een Claes Aelwijnszoon en een Claes Aelwijn Claeszoon. Er zijn Claes Aelwijnskinderen die als achternaam Van Swaneburg meekrijgen, terwijl hun nazaten weer van Van Hooch worden genoemd. Hun moeder was jonkvrouw. En er is Alijt, die weduwe van Claes Aelwijnszoon genoemd wordt. Deze namen worden allemaal genoemd met betrekking tot onroerend goedbezit in Sassenheim en Lisse. Maar wie is wie of hebben we het soms over dezelfde persoon?
Claes Aelwijn Claeszoon zou een zoon zijn van ene Aelwijn Claeszoon en die woont met zijn familie in Leiderdorp, met nazaten als schout van die plaats. Van Claes Aelwijn Claeszoon weten we dat hij in 1561 gestorven is en in 1538 29 jaar oud wordt genoemd, dus geboren rond 1509. Hij zou de naam Van Swanenburg gedragen hebben, staat zo vermeld in documenten. Hij gebruikt dan ook een familiewapen met drie zwanen. Maar zijn nazaten gebruiken de naam Van der Hooch, de achternaam van zijn adellijke echtgenote Anna. Het is welhaast zeker dat het deze Claes Aelwijnszoon van Swanenburg is die eigenaar was van dertig hectare land en woningen die genoemd worden in de Morgenboeken en Tiende Penning van Sassenheim in de periode 1544-1557. Claes heeft dat bezit aangehouden tot aan zijn overlijden in 1561, al woonde hij niet in Sassenheim maar in Leiden. Dat valt te herleiden uit de gegevens uit genoemde periode. Claes staat in 1557 nog wel vermeld maar in 1564 zijn dat zijn erfgenamen. Dat past dus bij een overlijden in 1561. Claes Aelwijnszoon van Swanenburg werd in Leiden lid van de raden veertig, een college van stadsbestuurders en met zijn echtgenote jonkvrouw Anna van der Hooch mogen we hem tot de bestuurlijke elite van Leiden rekenen.

De gegevens rond Claes waren reden om verder in zijn familie te duiken. Het leverde nieuwe familieleden op. Met name de kinderen uit de gevonden gezinnen dragen interessante namen die belletjes doen rinkelen. Het hardste luidt dat belletje bij de naam Isack of Isaack. Want al eerder was ontdekt dat schout Willem Willemszoon een zoon met die weinig voorkomende voornaam heeft gehad. De naam Isaack komt ook terug bij nazaten van Claes Aelwijnszoon, zijn zus Cornelie Aelwijnsdochter en zijn neef Aelwijn Meeszoon (zie schema hieronder). Vergelijkbaar zijn de vrouwennamen Alijt en Ermgaart, die komen bij twee broers en een zus van Gerrit Aelwijnszoon voor. Van twee dochters van schout Willem Willemszoon kennen we alleen Joosje. De andere dochter die met Alkmaarder Dirck Pieterszoon trouwde zou dus wel eens Alijt of Ermgaart als voornaam gehad kunnen hebben.
Van enkele Aelwijnsnazaten zijn betrouwbare jaartallen uit hun levensperiode gevonden. Dat betreft geboorte en huwelijken. Die zijn in onderstaand schema gebruikt om de verwantschap tussen de gevonden namen overzichtelijk te maken en de levensperiodes van personen te kunnen bepalen. Met als uitgangspunt zodoende een indicatie te krijgen voor het geboortejaar van de Aelwijnstelg die aan schout Willem Willemszoon verbonden mag worden. Was dit zijn moeder of zijn eerste nog onbekende echtgenote?

Update van de tabel 6 juni: Gerrit Aelwijnszoon blijkt volgens Warmondse gegevens van het klooster Leeuwenhorst al voor 1525 overleden en zijn zoon Jacob had een zoon Gerrit, maar de naam van zijn moeder is nog onzeker. JD
Het lastigste blijven geboortejaren voor het jaar 1500. Heel precies kunnen we daar niet in zijn, maar als we voor de vijf getoonde Aelwijnskinderen een bandbreedte aanhouden van 20 tot maximaal 25 jaar als de periode waarin zij alle vijf geboren zijn komen we tot de conclusie dat alle geboortes tussen 1460 en 1485 zullen hebben plaatsgevonden. Met dat beeld lijkt het uitgesloten dat een zus van Gerrit, Claes, Cornelie en Bartholomeus (Mees), alle vier Aelwijnskinderen, de moeder van Willem Willemszoon (Heemskerk) is geweest, want Willem is in of rond het jaar 1468 geboren. Zij was dus zijn eerste echtgenote en met name de voornaam Isaack uit haar gezin ondersteunt die conclusie. Die naam komt dan ook bij drie takken van de familie terug, een aanwijzing dat er waarschijnlijk een Isaack geweest is in nog oudere generaties. Die generaties zouden dan mogelijk ook de achternaam Van Swanenburg gedragen hebben, want die wordt eveneens in drie takken gebruikt.
Terwijl Gerrit Aelwijnszoon en Willem Willemszoon op het platteland woonden vinden we de andere drie takken van de Aelwijnsfamilie terug in de stad Leiden, waar zij zich opwerkten in de bestuurlijke kringen en elites en daarbij regelmatig Van Swanenburg of Van der Hooch genoemd werden. Zij leverden schepenen en burgemeesters, of zoals zij in Leiden genoemd worden: leden van de Raden Veertig. Er zijn juristen, maar ook ambachts- en kooplieden. Deze familie beschikt over aardig wat kapitaal, terwijl bij Gerrit en Willem op het platteland de welvaart af te lezen valt aan hun land- en woningbezit.
De relatie tussen de vijf takken van de familie zien we ook terug bij het bezit van onroerend goed in de Bollenstreek en dan met name Lisse en Hillegom. Gerrit Aelwijnszoon, Claes Aelwijnszoon en schout Willem Willemszoon, ieder met hun kinderen komen prominent in beeld als land- en woningeigenaren. Met elkaar vormen zij grootgrondbezitters in Sassenheim. Claes bezit naast zo’n 30 hectare aan landerijen in dat dorp ook een woning. Dat geldt ook voor schout Willem Willemszoon en zijn kinderen. Ook als pachter van abdijen worden zij regelmatig genoemd, zij spelen de pacht van die percelen binnen de familie door. Die zakelijke verbanden zien we al vanaf begin zestiende eeuw. Alijt is medio 1502 weduwe geworden van Claes Aelwijnszoon. Het echtpaar woonde in Leiden maar Altijd koopt een woning in Lisse in 1506 en heeft zich daar mogelijk gevestigd. Alijt en schout Willem Willemszoon, haar zwager volgens dit onderzoek, zijn betrokken bij aankoop en verkoop van land. Willem in zijn rol als schout maar ook als particulier want hij verkoopt Alijt onder andere één van zijn percelen. Zij is na 1519 overleden en dan zien we vergelijkbare zakelijke banden tussen Willem en haar zoon Jan Claes Aelwijnszoon en nog later tussen Willem en zijn gezin en Alijts kleinzoon Claes Aelwijn Claeszoon, zoon van Aelwijn Claeszoon.
Jan Claes Aelwijnszoon wordt als pachter genoemd van percelen die schout Willem Willemszoon ook pachtte. Jan heeft via zijn huwelijk met Erckenraedt van Lodensteijn veel land in bezit gekregen, zoals duidelijk wordt uit een erfrechtverklaring die hij na het overlijden van zijn echtgenote laat opstellen ten behoeve van zijn zoon Claes. Uit die verklaring blijkt dat zijn echtgenote grote partijen land in Leiderdorp, Valkenburg, Wassenaar en Warmond in het huwelijk had ingebracht. Jan Claes Aelwijnszoon is 1535/38 gestorven zijn en had met zijn echtgenote Erckenraedt twee zonen, de genoemde Claes (1513) en zijn oudere broer Cornelis (1509). Beide mannen kunnen gekoppeld worden als eigenaar aan de bekende boerderijlocatie Hoochkamer in Voorhout. Hoogstwaarschijnlijk hadden zij een zus Josina of Joosje maar het staat niet helemaal vast of dit van dezelfde moeder was. Josina is een dochter van Jan Claes Aelwijnzoon van Swanenburch, dus ook hij wordt in de Leidse archieven met die achternaam omschreven. Zij trouwde Jan Paets van Zandhorst, nog zo’n persoon die een rol speelt in het Leidse bestuur. Ook schout Willem Willemszoon heeft een dochter Joosje. Over haar later meer.
De erfenis van Jan Claes Aelwijnszoon die voor 1538 als weduwnaar overlijdt moet overgedragen zijn aan zijn kinderen Claes, Cornelis en Josina. En na de dood van zijn zoon Cornelis die voor het jaar 1552 overleden is zien we inderdaad alleen Claes en Josina terug als eigenaar van onroerend goed in Sassenheim. Voor Josina staat dat vermeld onder de naam van haar echtgenoot Jan Paets. Interessant aan de inzichten die de Tiende Penning van 1553 en 1557 ons leveren is de totale hoeveelheid onroerend goed van enerzijds de Aelwijnsfamilie en anderzijds schout Willem Willemszoon en zijn kinderen. Willem was eigenaar van de woningen op de locatie Ter Lee, zijn kinderen namen dit bezit over, hadden ook zelf woningen en landerijen en pachtten grond van hun Leidse familie. Claes en zijn zus Josina met haar man bezitten tientallen hectaren grond en een woning. Hoe kwam de gezamenlijke familie aan al dit bezit. Is het mogelijk dat de voorouders aan de Aelwijnzijde van de familie dit al veel eerder opgebouwd hebben? En hoe kwam schout Willem Willemszoon aan het bezit van de woningen op de locatie Ter Lee, waren die misschien via zijn eerste echtgenote, de Aelwijnsdochter zijn eigendom geworden?. En zou de naam Aelwijn misschien nog verwant kunnen zijn aan de naam Walewijn, een naam die aan dezelfde locatie Ter Lee verbonden is. Het zijn nieuwe opties voor onderzoek.
Tweede puzzelstuk: Willem Floriszoon, is hij vader van…
Zoals eerder gesteld lag het voor de hand dat de vader van schout Willem Willemszoon (Heemskerk) een zekere Willem Floriszoon uit Sassenheim was. De twee oudste zonen die we kennen van schout Willem zijn Willem en Floris, keurig vernoemd volgens de regels. De geboorte van de eerste wordt ingeschat op 1495-1500. En van Floris weten we dat hij medio het jaar 1500 geboren moet zijn, want als schout wordt hij een keer genoemd in 1542 met zijn leeftijd, 42 jaar. Ook het feit dat er in Sassenheim een schout Willem Floriszoon is geweest die in 1470 zijn zegel verbindt aan een akte versterkt het idee van de familieverwantschap. Het schoutambt en bestuurlijke ambities zien we overal terug bij de eerste generaties van de Aelwijnfamilie. Echter dat schoutambt heeft deze Willem Floriszoon slechts kort bekleed en zijn zegel is niet bewaard gebleven en dus weten we niet of daarop mogelijk de “klimmende Heemskerkleeuw” te zien was.
Een Willem Floriszoon in Noordwijkerhout/Voorhout
Van schout Willem Willemszoon weten we dankzij leeftijdsvermeldingen dat hij in het jaar 1468 of uiterlijk 1469 moet zijn geboren. Zijn ouders zullen dan zo’n 25 tot 45 jaar ouder geweest zijn, dat laatste jaar kan aangehouden worden als natuurlijke grens voor vrouwen uit de vijftiende eeuw om nog kinderen te kunnen krijgen. Daarmee komen we voor de gezochte Willem Floriszoon uit op een geboorte vanaf circa 1525. Zijn combinatie van voornaam met het patroniem Floriszoon is niet uniek in de periode tussen 1540 en 1600. Ook in Voorhout en Noordwijkerhout komen we iemand met die naam tegen. We weten van die persoon dat hij een zoon Pieter had. De gegevens rond deze Willem Floriszoon met zoon Pieter betreft pacht van landerijen van het klooster Leeuwenhorst, die echter al aanvangen vanaf 1550. Rekenend houdend met de volwassen leeftijd die nodig was om te mogen pachten of daarvoor voldoende kapitaal te hebben opgebouwd zal de geboorte van deze Willem Floriszoon waarschijnlijk eerder plaatsgevonden hebben dan we hier voor zijn Sassenheimse naamgenoot redelijkerwijs kunnen aanhouden. Bovendien had deze Willem Floriszoon volgens de gegevens een woning in Noordwijkerhout en dat maakt het onwaarschijnlijk dat hij in Sassenheim zijn boerenbedrijf had en daar schout kon worden.
De welgeboren Willem Floriszoon van Sassem
Daarnaast wordt er door onderzoekers ook nog wel eens een Willem Floriszoon uit Sassenheim genoemd die in 1424 vermeld staat in een lijst met welgeboren mannen in Rijnland tussen 1399 en 1425, allen leden van bevoorrechte families. Maar dat hij vader zou zijn van schout Willem Willemszoon is wat tijd betreft moeilijk te plaatsen. Om als welgeborenen vermeld te worden was een “mannelijke” leeftijd of volwassenheid toch wel een voorwaarde. Deze Willem Floriszoon zou dan toch zeker rond het jaar 1400 of eerder geboren moeten zijn en dat maakt hem wel erg oud bij de geboorte van Willem Willemszoon in 1468 en voor een schoutambt dat onder die naam rond 1470 bekleed wordt. En voor het pachten van land tot circa 1487 moet hij dan wel bijzonder kras geweest zijn. Welgeboren Willem als vader van schout Willem Willemszoon, het is niet uitgesloten, maar ook weer niet erg waarschijnlijk.
Willem Floriszoon schout
In dezelfde pachtboeken van Leeuwenhorst komen we voor het dorp Warmond de verpachting tegen van zo’n vijf hectare land in twee percelen aan “Willem Floriszoon schout van Sassenheim en Jacob Franken zijn zwager”. Het begrip “zwager” moeten we wat voorzichtig interpreteren, het kan letterlijk schoonbroer betekenen maar wordt ook ruimer gebruikt als aanduiding voor aangetrouwde familie. De pachtperiode van de zwagers vangt aan in 1468 en eindigt negen jaar later. Die periode komt grofweg overeen met de periode waarin Willem Floriszoon schout van zijn woonplaats is geweest. Zo valt de enige akte die we van schout Willem Floriszoon hebben uit 1470 binnen die periode. In 1475 bekleedde Pieter van de Boekhorst het ambt en voor 1468 waren dat onder andere leden van de familie Alckemade. Willem Floriszoon is dus niet lang schout geweest en dat is ook de reden dat bij een verkoop in maart 1485 van een perceel land in Sassenheim door hoogstwaarschijnlijk dezelfde Willem Floriszoon de toevoeging “schout” niet meer gebruikt kon worden. Dat jaar is Jan van de Boekhorst de man die de verkoop bezegelt als schout. Conclusie is dat de schout Willem Floriszoon door de korte duur van dat ambt ook zonder die beroepsvermelding in archieven kan voorkomen. De aflopende pacht bij het klooster Leeuwenhorst in 1487 en deze verkoop uit 1485 lijken aan te geven dat Willem Floriszoon aan het einde van zijn levensperiode is gekomen.
Willem Floriszoon koster en zijn vader Floris de koster.
Kerken en kloosters zoals Leeuwenhorst waren grootgrondbezitters in de regio. Dankzij hun archieven kennen we vele namen van voorouders vanaf begin van de vijftiende eeuw. De families die land pachtten hadden voldoende kapitaal om dat te kunnen doen. Zij bouwden vaak een langdurige relatie op met de rentmeesters van de roomse instellingen, beide partijen hadden immers baat bij continuïteit voor hun bedrijfsvoering. We zien veel pacht overgaan van vader op zoon en de percelen liggen meestal in de directe nabijheid van woning of boerderij. Tegen die achtergrond zijn hieronder twee pachtsituaties van schout Willem Willemszoon en zijn potentiële voorouders op een rij gezet met een verbindende rol voor “Floris de koster”, bij wie twee keer vermeld staat dat hij vader is van (ene) Willem Floriszoon.

Dit zijn percelen die voor zover we kunnen nagaan continu door de familie zijn gepacht. Ook zijn er percelen in Lisse en Sassenheim waarbij we onderstaande namen tegenkomen voor hetzelfde perceel maar niet in elkaar opvolgende perioden. Het beeld van de verpachting door klooster en kerken is dat percelen extra gewild waren als zij in de onmiddellijke nabijheid van woningen of boerderijen lagen. Dit geldt zeker voor kleine percelen, daar liep men niet het halve dorp voor rond om deze te bewerken…
Van | Tot | 1. Perceel 200 Rijnlandse Roe broekland van Leeuwenhorst (2800m2) |
1411 | 1425 | Floris Janszoon de koster |
1427 | 1437 | Jacob Floris de kosterszoon |
1438 | 1443 | ?? |
1444 | 1450 | De koster van Sassenheim (Floris Janzoon, Jacob of Floris hieronder?) |
1450 | 1475 | Floris de koster; “volgende pachter is zijn zoon Willem Floriszoon” |
1476 | 1480 | Willem Floris de kosterszoon |
1480 | 1483 | Willem Floris de kosterszoon (2x 100 RR met Simon Simonszoon samen) |
1484 | — | Onbekend; Willem Floriszoon gestorven na plm 1487? |
Van | Tot | 2. Perceel 150 Rijnlandse Roe geestland van abdij Egmond (2100m2) |
1470 | 1480 | Floris de koster, mogelijk al ruim voor 1470 |
1481 | 1488 | Willem Floriszoon de 150 RR die Floris de koster zijn vader tevoren placht te gebruiken. Zeker nog genoemd in 1485 voor dit perceel |
1488? | 1536 | Willem Willemszoon (Heemskerk familie); genoemd 1519, 1527, 1529 |
Dit perceel is na 1536 verkocht met Willem als laatste pachter |
Duidelijk wordt dat Willem Floriszoon de zoon is van een zekere Floris de koster, het staat letterlijk in de originele documenten. En dat schout Willem Willemszoon (Heemskerk) het kleine perceel van 150 RR gebruikt is een stevige aanwijzing dat hij als zoon van deze Willem Floriszoon zijn vader is opgevolgd in de pacht van dit kleine perceel dat ook zijn grootvader Floris de koster al pachtte. Helaas ontbreekt een jaar van overgang tussen Willem en zijn vader. Maar zoals gesteld, er zijn weinig andere naamgenoten van Willem Floriszoon uit de late vijftiende eeuw die als vader van schout Willem Willemszoon zouden passen. Daarmee is niet bewezen dat Willem een zoon is van Willem Floriszoon maar het is meer dan aannemelijk te noemen. Laten we het erop houden dat het waarschijnlijk is.
Floris Janszoon de koster een nog oudere generatie?
Zonder ons op één nacht ijs te willen begeven moeten we vervolgens Floris Janszoon de koster en zijn zoon Jacob Floris uit de tabel aanstippen. Beiden worden genoemd bij het eerste perceel van 200 RR. Ook bij andere pachten van het klooster Leeuwenhorst komen deze mannen voor. Zij lijken hier duidelijk gerelateerd aan Willem Floriszoon. Zoals gesteld zou hij een ingeschat geboortejaar rond 1425-30 gehad hebben. Floris Janszoon de koster wordt als pachter vermeld vanaf 1411. Hij zou de vader kunnen zijn van Willem Floriszoon, er wordt immers consequent “de koster” meegegeven als onderscheidende naam voor Floris, Jacob en Willem. Dat maakt Jacob Floriszoon dus tot een broer van Willem, al lijkt Jacob met pachtgegevens vanaf 1427 zo’n 20-25 jaar of een generatie ouder.
Theoretisch is het dan mogelijk dat er tussen Willem Floriszoon en Floris Janszoon nog een tussengeneratie is geweest van een Floris “Floriszoon” die dan weer een broer van Jacob Floriszoon zou zijn en met name in de periode 1444-1475 pachter van Leeuwenhorst was. Op zichzelf past dit ook beter dan Willem Floriszoon als zoon van Floris Janszoon de koster. De eerste pacht van Floris Janszoon vangt rond 1411 aan en als hij dezelfde man zou zijn die later als Floris de koster wordt genoemd loopt zijn pacht bij de abdijen Leeuwenhorst en Egmond door tot wel 1480. Dat is meer dan onwaarschijnlijk. Floris de koster die van circa 1450 tot 1480 wordt genoemd is dus een veel logischer vader van Willem Floriszoon dan Floris Janszoon. Bij Floris de koster wordt ook het patroniem “Janszoon” weggelaten, ook een aanwijzing dat een andere man bedoeld wordt. Floris Janszoon past in de rol van grootvader van Willem Floriszoon ook veel beter.
Hoe dan ook, de pacht van het Leeuwenhorstperceel van 200 RR dat overgaat van vader op zoon lijkt afgezien van een korte periode die we niet kunnen invullen, volledig de familierelatie te bevestigen tussen Floris Janszoon de koster, zijn zoon Jacob en dan Willem Floriszoon als zoon of kleinzoon. Tussen deze mannen bestaat zeker een familieverband. Om de verwarring dan nog even te vergroten kunnen we ook de eerder genoemde vermelding van een zekere Willem Floriszoon als welgeboren man van Rijnland in 1424 er nog even bijhalen. We hebben niets meer dan zijn naam en deze goede man hoeft natuurlijk niets te maken te hebben met de hier besproken familie, maar op zichzelf zou hij als zoon van Floris Janszoon de koster en broer van Jacob Floriszoon prima passen in de periode waarin zij leefden.
Het laatste dat over Willem Floriszoon is gevonden dateert uit de jaren 1485/87. Hij is dan nog pachter van het kleine perceel van 200 RR en huurt ook nog land in Lisse. In 1485 verkoopt hij voor schout Jan van de Boekhorst een perceel in Sassenheim. Geboren rond 1425/1430 zou hij dat jaar zo’n 60 jaar oud geweest zijn. In de Leeuwenhorst gegevens komen we tenslotte een Hendrik Willem Floriszoon en Cornelis Willem Floriszoon tegen als gebruikers van het perceel in Lisse dat volgens de rentmeester van het klooster hun vader Willem Floriszoon eerder gepacht had. Hendrik wordt hierbij letterlijk een zoon van Willem Floriszoon genoemd, hij volgt zijn vader op die deze percelen in Lisse vanaf 1456 zou hebben gepacht tot 1487. Hendrik overlijdt voor 1509 en was voor enkele andere percelen opvolger van Jacob, die een zoon van Hendriks broer Cornelis wordt genoemd. Deze Cornelis Willem Floriszoon pachtte van Leeuwenhorst flinke percelen in “de Mient”, gebied dat aan de meren of poelen in Lisse en Sassenheim zou hebben gelegen. We vinden latere generaties van de Heemskerkfamilie daar ook prominent terug.
De winst van een zoektocht: de oudste generaties “koster/Heemskerk”
We kunnen met de gegevens uit deze zoektocht naar de oudste generaties van de Heemskerkfamilie een nieuw schema van de vaderlijke lijn maken. Het is een aanvulling op het overzicht dat al onder het bestand “de voorouders van Hendrick Mattheuszoon Heemskerk” op deze website te vinden was.

Tussen haakjes geplaatste namen betreffen personen waarvan aangenomen wordt dat zij een rol in deze stamboom spelen, zoals hierboven uiteengezet is. Voor de andere namen zijn overtuigende aanwijzingen of bewijzen gevonden. De naam Willem Floriszoon is in de tweede helft van de 15e eeuw niet uniek, maar de personen die we kunnen vinden zijn met argumenten weg te strepen als kandidaat-vader van schout Willem Willemszoon. Dat de eerste generaties consequent met de bijnaam “de koster” staan vermeld bevestigt naast andere gegevens dat we hen als opeenvolgende generaties mogen beschouwen. Florys Janszoon levert ons een stamvader die na 1350 geboren is, in het schema is 1375 aangehouden.
Samenvattend
Direct bewijs dat de Willem Floriszoon uit het schema de vader was van schout Willem Willemszoon en grootvader van de schouten Floris en Cornelis met hun broers en zussen is er niet. Dat was ook niet echt te verwachten voor voorouders uit de vijftiende eeuw. De gevonden aanwijzingen zijn niettemin stevig en daarmee is het meer dan aannemelijk dat er via Willem Floriszoon nog drie (maar zeker twee) oudere stamvaders van de Heemskerkfamilie een naam gegeven kunnen worden.
De pacht van een perceel land van de abdij Egmond, slechts 150 Rijnlandse Roe groot aan opeenvolgend Florys de koster, Willem Floriszoon en Willem Willemszoon is zelfs een meer dan stevige aanwijzing. Willems erfgenamen worden als pachter nog in 1561 genoemd voor dat perceel dat kort daarvoor verkocht zou zijn door de abdij Egmond.
Willem Floriszoon, die dan vader van schout Willem zou zijn geweest wordt op zijn beurt twee keer letterlijk een zoon van Floris de koster genoemd. Ervan uitgaande dat bovenstaande juist is betekent dit ook dat schout Willem Willemszoon in ieder geval twee broers had: Hendrick en Cornelis.
De familie Heemskerk heeft via de eerste echtgenote van schout Willem Willemszoon een relatie met de “Aelwijns”familie. Zij heette mogelijk Alijt of Ermgaart. Drie takken van die familie ontwikkelen zich in Leiden en gaan daar behoren tot de bestuurlijke elite van de stad. Aan hen wordt de achternaam Van Swaneburg meegegeven in documenten. En het gebruik van de voornaam Isaack binnen die Leidse takken die ook in het gezin van schout Willem voorkomt wijst op een oudere onbekende voorouder. Mogelijk zijn het allemaal kinderen van een zekere Aelwijn Isaackszoon.
Informatie rond enkele namen uit het bovenstaande familieschema als aanvulling of nadere uitwerking van eerdere verhalen op de website.
1. Schout Willem Willemszoon en zijn weduwe
Volgens een lijst van welgeboren mannen van Rijnland (1489) was Willem Willemszoon nog geen 22 jaar oud toen hij al schout van Sassenheim was. Hij is dat de hele rest van zijn leven gebleven en werd ook in Oegstgeest benoemd. Gedurende dat leven bouwt hij een aanzienlijk bezit op en wordt volgens een proces uit 1529 gerekend tot de rijkste inwoners van Sassenheim. De dorpsbestuurders klagen hem aan omdat schout Willem ten onrechte meent belastingvoordeel te genieten. (Zie op deze website het verhaal “Schout Willem Willemszoon wil geen belasting betalen”). Bij zijn overlijden, waarvoor we het jaar 1540 mogen aanhouden moet gezien de omvang van dit bezit en acht erfgerechtigde kinderen wel een nalatenschapsregeling getroffen zijn. Zijn weduwe Meijnsje Aelbertsdochter blijft eigenaresse van haar woning en gebruikt op papier nog 30 morgen (25 ha) landerijen in Sassenheim. In 1553 blijkt zij niet meer in Sassenheim te wonen maar in Haarlem. Isaack Willemszoon lijkt haar woning overgenomen te hebben en haar dochter Joosje met haar man Jan Corneliszoon Paerdekooper hebben een paar morgen land overgenomen. In januari 1556 is Meijnsje nog aanwezig bij het opstellen van de huwelijksvoorwaarden van haar zoon Aller maar een jaar later komt zij niet meer voor in de lijst van belastingbetalers van de Tiende Penning. Zij is dus mogelijk overleden of heeft al haar bezittingen verkocht. Het laatste lijkt het meest waarschijnlijk omdat bij een nalatenschapsverdeling de kinderen meer onroerend goed zouden moeten hebben aangegeven voor de Tiende Penning, maar het tegendeel lijkt het geval.
2. Over “Willem Willemszoon tot Sassem” in Zoeterwoude
We weten niet of het hier om vader of zoon gaat maar feit is dat in de Morgenboeken van Zoeterwoude een “Willem Willemszoon tot Sassem” genoemd wordt als eigenaar van percelen in dat dorp. Gezien het registratiejaar 1544 is Willem de zoon van schout Willem Willemszoon waarschijnlijker als eigenaar dan zijn vader. Of het moet een geheel andere drager van dezelfde naam uit Sassenheim zijn geweest. Het gaat om twee percelen die bij elkaar ruim 15 morgen (13 hectare) groot zijn. Maar het kan ook om een geheel andere familie gaan waarin toevallig ook de naam Willem Willemszoon voorkomt al is die niet in Sassenheimse documenten uit die tijd gevonden.
3. Over Floris Willemszoon (1500-1545)
Floris is in 1540 opvolger van zijn vader als schout van Sassenheim en Oegstgeest. Opmerkelijk feitje rond hem is dat hij in de Sassenheimse ambachtsrekening over het jaar 1516 vermeld staat als “gaarder van de morgentalen”, de belasting over landbezit. Hij was bij het ophalen van dit belastinggeld pas 16 of 17 jaar oud. Floris is niet oud geworden, hij was maar zo’n vijf jaar schout geweest bij zijn overlijden. Kort voor zijn dood wordt hij voor de rechter gedaagd wegens achterstallige betaling van geleverde ossen. Zijn weduwe Meijnsje met haar kinderen wordt hiervoor in juni 1546 nog voor het Hof van Holland gedaagd.
4. Over Joosje Willemsdochter
Bij het opstellen van huwelijksvoorwaarden voor Aller Heemskerk (Aller(t) van Sassem) en Jannetje Gijsbrechtsdochter van Dorp zijn namens Aller zijn moeder Clemeijnsje Aelbertsdochter, schout Cornelis Willemszoon en zijn zwager Jan Corneliszoon uit Rijnsburg aanwezig. Dit vindt plaats in januari 1556. (Een) Jan Corneliszoon wordt in de Tiende Penning van Sassenheim van drie jaar eerder genoemd als gebruiker van een perceel land van Clemeijnsje. Ook gebruikt hij een perceel van de Deputaten uit Leiden. In de Tiende Penning van 1557 wordt Jan Corneliszoon niet meer genoemd maar wel een zekere Joosje Willemsdochter. De vermelding van een vrouw alleen betekent dat zij vrijgezel of weduwe is en in dit geval is Joosje zelfstandig eigenaresse van 8 ½ morgen land. Dat land is hoogstwaarschijnlijk overgedragen door de weduwe van haar broer Floris Willlemszoon of door haar moeder, de weduwe Meijnsje Aelbertsdochter.
Ook gebruikt Joosje hetzelfde perceel van de pastorie van Sassenheim dat drie jaar eerder door Jan Corneliszoon werd gebruikt. Al eerder werd daarom aangenomen dat Joosje een onbekende dochter van schout Willem Willemszoon was. Nog eens naar haar gegevens gekeken is ook meer bewijs gevonden. Het perceel dat Jan Corneliszoon gebruikte van de Leidse Deputaten wordt in 1557 door een ander gebruikt waarbij aangetekend wordt dat het afkomstig is van Jan Corneliszoon Paerdekooper. We hebben daarmee ook zijn achternaam. Het bevestigt dat Jan overleden is tussen januari 1556 en het opstellen van de Tiende Penning 1557.
De andere dochter van Willem Willemszoon, die in Alkmaar woonde en met Dirk Pieterszoon is getrouwd zou wel eens de voornaam Alijt of Ermgaart gedragen kunnen hebben omdat die vrouwennamen in de andere takken van haar familie herhaaldelijk voorkomen. Maar bewijs is daar niet voor gevonden.
5. Tenslotte over de zegels van de familie
Naast de twee zegels van Pouwel Claeszoon en Pieter Geryt Aelwijnszoon, de Noordwijkerhoutse schouten die via Pieter verwant aan de Heemskerkfamilie zijn er Heemskerkzegels van Willem Willemszoon, Floris Willemszoon, Cornelis Willemszoon en tenslotte Jeroen Willemszoon. Het wapenzegel van Jeroen werd op een bijzondere manier gevonden. Hij wordt in 1562 als schout van Hillegom samen met zijn broer Cornelis genoemd als erfgenamen van Marijtje Claesdochter, die met haar man Jan Claes Wouterszoon onroerend goed bezat in Leiden. Jeroen is erfgenaam en wordt een Willemszoon en schout genoemd, drie stevige aanwijzingen dat hij lid is van de Sassenheimse Heemskerkfamilie.

Maar honderd procent bewijs was dat niet totdat in 2020 in het archief van het Hoogheemraadschap Rijnland een documentje gevonden werd waaraan ooit een zegel van Jeroen gehangen had. Het was op het eerste oog nauwelijks zichtbaar maar door het te verscherpen verscheen daarin de indruk die het zegel in het papier had nagelaten. Het zegel met het inmiddels bekende klimmende leeuwtje van de familie Heemskerk is duidelijk herkenbaar en bevestigt zijn familierelatie met schout Cornelis Willemszoon Heemskerk. Later is een bewaard gebleven zegel gevonden, hangend aan een document uit 1565. Maar het laat zien welke toeren je moet/kunt uithalen om bewijs voor het bestaan van een voorouder te kunnen leveren. Jeroen Willemszoon is na 1565 geen schout meer; hij woonde mogelijk in 1572 aan het Manpad in Bennebroek.
Mei 2025 Jan Duivenvoorden