Je bekijkt nu Rondom de Noordwijkerhoutse kerk, de vierhonderdste verjaardag van het Hooftgeltdocument 1623
Bladzijde uit het Hooftgelt 1623

Rondom de Noordwijkerhoutse kerk, de vierhonderdste verjaardag van het Hooftgeltdocument 1623

Men zegt dat Noordwijkerhouters hun Witte Kerk niet kunnen missen; dat het dorp zonder de kerk karakterloos zal zijn. Niet lang geleden leidden de plannen om het op zichzelf niet eens zo oude muurtje rond de kerk af te breken tot verhitte discussies. Buitenstaanders fronsten de wenkbrauwen, een enkeling wees naar het voorhoofd. Maar het ging om meer dan een stapeltje bakstenen, krap een meter hoog. Een eeuwenoude dorpsgeest huisde in dat muurtje en nam stelling tegen de veranderingsdrift die in de voorbije jaren stap voor stap de ziel uit de straten rond de kerk had weg gesneden.

Vanaf eind 13 eeuw domineert het kleine kerkje de dorpskern, waarvan de bebouwing net zo oud als de kerk zal zijn. Want waar vroeger een kerk werd gebouwd, daar kwamen ook huizen, vaak in die volgorde. Aan natte voeten hadden onze voorouders een hekel en men hield daar rekening mee bij de keuze van bouwlocaties; de hoger gelegen gronden van het Kerkeduin waren dan ook een logische keuze, nu nog altijd 2 tot 3 meter boven zeeniveau. Hoog en droog op dit duin keek het torentje eeuwenlang uit over het wijde, relatief platte landschap van de geestgronden met de daartussen liggende veenweilanden en akkers.

Tot 1722 was het Kerkeduin bezit van het landsbestuur al waren de huizen en perceeltjes grond in de dorpskern particulier eigendom. In de noordoostelijke punt van dat Kerkeduin stond aan de Heereweg boerderij Erffoort; oostelijk en zuidelijk begrensden de Herenweg, Parallelweg, Kerkstraat, Van de Weijdenlaan en Schulpweg het duin en aan westelijke zijde komen we via de Zeestraat uit bij het Boekhorsterduin als noordelijke afbakening. Volgens oude documenten was dit Kerkeduin rond het jaar 1800 zo’n 124 “morgen” groot, ruim 100 hectare. Het gedeelte ten zuiden van het dorpscentrum werd in dat jaar niet meer tot het Kerkeduin gerekend, vermoedelijk omdat dat deel al geheel in particuliere handen was overgegaan. Als we de nauwkeurige opmetingen van de eerste kadasterkaart van 1818 als uitgangspunt hanteren dan komen we voor het oorspronkelijke Kerkeduin uit op bijna 200 hectare grootte. Geheel Noordwijkerhout besloeg dat jaar 2318 hectare.

Buiten het Kerkeduin, langs de randen van de binnenduinen of strandwallen lagen de boerderijen van de “bouwmannen”. Rond de abdij van Leeuwenhorst, bij de “Poockendam” en in de Ruigenhoek stonden deze bij elkaar in kleine buurtschappen met een enkel werkmanshuis. Tegenover zo’n 80 boerderijlocaties telde de dorpskern of Kerkbuurt tot begin 19e eeuw minder dan 40 huizen. Deze werden bewoond door ambachtslieden: smid, wagenmaker, bakker, winkelier, marktschipper, chirurgijn, schout en herbergier. Menigeen hield bij de woning een paar beesten. Tot in de 18e eeuw werd er vlas verwerkt in de dorpskern; achter de huizen stonden verspreid over de dorpskern meerdere vlasovens. Op de lijnbaan van Thomas Pieterszoon Slingeland naast het Wevershuis in de Havenstraat zal touw gemaakt zijn, een ambacht dat in Noordwijk op grotere schaal werd uitgeoefend. De vlasovens zijn in de 18e eeuw verdwenen, maar zijn een duidelijke verwijzing naar de inkomstenbron van de dorpelingen in de middeleeuwen.

Noordwijkerhout zou volgens de bekende “Enqueste en Informacie” uit 1494 niet meer dan een 75 haardsteden (huizen en boerderijen) gekend hebben en was daarmee flink in omvang gekrompen. Lijsten met inwoners uit de 14e en 15e eeuw lijken die krimp te bevestigen, want als we ervan uitgaan dat elke genoemde naam een huishouden representeert dan lijkt het dorp in die eeuwen inderdaad groter geweest dan rond het jaar 1500. De dorpsomvang bereikte eind 16e eeuw mogelijk nog een dieptepunt tijdens de periode van het beleg van de steden Haarlem en Leiden in de 80-jarige oorlog. Er zijn toen nogal wat huizen en boerderijen in vlammen opgegaan .Tussen 1572 en 1577 is een groot deel van de bevolking gevlucht.

Startend met het jaar 1612 is in het Oud Rechterlijk Archief Noordwijkerhout (ORA) veel informatie te vinden over eigendomsoverdrachten. De gegevens van het ORA zijn tot 1812 compleet en de dorpsbestuurders waren verrassend gedetailleerd in hun beschrijvingen, zodat we gegevens kunnen combineren. Daarnaast werden huizen genummerd bij het heffen van belasting, maar helaas is diezelfde nummering nauwelijks toegepast in koopakten. In plaats daarvan werd de locatie van huis of landerij aangegeven met behulp van de windroos. Het huis van Cornelis van Huchtenburg stond bijvoorbeeld ten noordoosten van dat van Coenraet Oostdam. Helaas waren onze dorpsbestuurders niet altijd even windroosvast…! Maar in combinatie met notarisakten en kaarten is het mogelijk om inzicht in de ontwikkeling van het dorp te krijgen.

Hooftgelt 1623

Helaas vertellen de bronnen over onroerend goed ons weinig over de welvaart van de Noordwijkerhouters uit voorbije eeuwen. Terwijl vaak een kleine opmerking in de kantlijn al een behoorlijke indicatie kan opleveren. Zoals we dat zien in het Hooftgelt dat precies 400 jaar geleden werd opgesteld. Dat belastingoverzicht noemt alle woonlocaties binnen het dorp, volgt daarbij een route en noemt naast gezinshoofden ook hun huwelijksstatus plus de andere leden van het gezin en eventueel inwonend personeel. Waar vergelijkbare lijsten nogal eens delen van de bevolking tot een andere parochie of dorp rekenden sluit dit Hooftgelt precies aan op de huidige grenzen van het dorp. Daarmee krijgen we een nauwkeurige en waardevolle opgave van het aantal dorpelingen in dat jaar. Er worden 622 “hooften” geteld, inclusief De Zilk.

Er ontbreken veel achternamen, maar die zijn in veel gevallen met latere documenten te achterhalen. Inwonende dienstknechten, dienstmeiden of zgn jongwijffen worden tot de gezinseenheid gerekend. Opvallend is het grote aantal weduwen, maar liefst 17! De 17e eeuw staat dan ook bekend om het vrouwenoverschot dat opliep tot 25 %, ook in het dorp Noordwijkerhout. We gaan hier vooral in op de bewoners van het centrum, rond de Witte Kerk. Niettemin wat leuke informatie uit het andere gedeelte van de Hooftgeltlijst.

Tot De Zilk rekenen we het gebied ten noorden van de Delfweg. Er staan daar 19 woningen of boerderijen, waarop in totaal 119 mensen wonen. In het dorpscentrum tellen we 20 huizen en 94 inwoners. Buiten het centrum wonen de overige 409 Noortigerhouters, voornamelijk op boerderijen en enkele vlasserswoningen. In 1623 lijkt nog geen sprake van tijdelijke bewoning door buitendorpse eigenaren van buitenverblijven.
Anna van Woerden, Vrouwe van Vliet is de eigenaresse van kasteel Boekhorst; achter haar naam worden nog dertien andere bewoners van het kasteel vermeld, waarvan acht tot het personeel gerekend worden. Maar ook daaronder vinden we nog een enkele “deftige” naam zoals die van Jacques d’Honise.
Buiten het dorpscentrum wordt in slechts zes gevallen in de kantlijn een opmerking geplaatst over het geringe vermogen van de hoofdbewoner van een locatie. Dit wil niet zeggen dat de boeren zo welvarend waren. De bestuurders gingen er mogelijk van uit dat de boeren bij tegenslag of in slechte jaren altijd nog vermogen hadden in de vorm van eigen landerijen, waardoor zij ook minder een probleem hadden om aan dagelijks voedsel te komen. Dat lag voor de inwoners rond de kerk anders. Bij hen vinden we dan ook veel aantekeningen over het geringe vermogen.
Zo’n vijftig jaar na de Reformatie is het aantal gereformeerde inwoners van Noordwijkerhout nog altijd bescheiden. We kunnen niet voor alle namen uit de lijst met zekerheid vaststellen of zij katholiek of protestant waren maar met een slag om de arm mogen we ervan uitgaan dat buiten het centrum de gezinnen van Maerten Crijnszoon van Huchtenburg op boerderij Stelduin en Jan Clinckan en Harmen Andrieszoon Tijdeman in de Ruigenhoek gereformeerd waren. Het gezin Clinckan bracht zelfs een predikant voor de stad Haarlem voort. De overige protestanten wonen in de dorpskern rond hun kerk. Onder hen de gezinnen in de huizen 5, 6, 10, 16, 17 en 18 op de kaart en lijst hieronder. Van de overige huishoudens is niet met zekerheid aan te tonen welke religieuze gezindte zij koesterden.
Bekende familienamen uit die tijd zijn: Van Velsen, Steenvoorde, ’s-Gravendijck, Alckemade, Roo en Van der Linden. Pieter Pieterszoon is “costganger”, en over het dochtertje van Daniel Verbouchorst wordt gemeld: bij Jan Janszoon Clinkan “te minne sijnde” (ondergebracht).
Maerten Crijnenzoon van Huchtenburg en zijn vrouw Grietgen hebben het grootste gezin met maar liefst elf kinderen, waarbij we moeten aantekenen dat het gaat om in leven zijnde kinderen. Misschien kregen Maerten en Grietje nog meer kinderen want de omvang van gezinnen werd beinvloed door hoge sterftecijfers onder jonge kinderen. Uit deze familie Van Huchtenburg zijn twee bekende kunstschilders voortgekomen. Jan en Jacob van Huchtenburg waren kleinzonen van dit echtpaar. Van hen zijn kunstwerken bewaard gebleven, zij woonden in Haarlem.

De bewoners van de dorpskern.

De huizen in de Dorpskern van Noordwijkerhout, 1623

Bewoners op huisnummer met een indicatie van hun welvaart

Uitwerking

De dorpskern bestaat in 1623 uit 20 woonlocaties, gegroepeerd rond de kerk. Ten zuiden van de huidige Havenstraat en Zeestraat was het Kerkeduin nog onbebouwd. Kort na het opmaken van deze lijst worden duinpercelen gekocht door burgers en verschijnen nieuwe woningen. Die uitbreiding stokt na circa 1680 waarna het woningaantal tot begin 19e eeuw blijft hangen op zo’n veertig panden. In de 18e eeuw zijn meer woningen en boerderijen verdwenen dan er bij kwamen.
Gijsbert Corszoon van de Mersch is secretaris. Hij maakte onder andere verslagen van rechtbankzittingen maar hij was ook notaris, al zijn er geen Noordwijkerhoutse akten van hem bewaard gebleven. Het dorp kreeg eind 16e eeuw van de Staten van Holland toestemming een notaris aan te stellen. Dat was gezien de omvang van het dorp opvallend en heeft mogelijk te maken met het feit dat het de hoofdvestiging vormde van het baljuwschap met Lisse, Hillegom en Voorhout. De baljuw en schout maakten gebruik van notarissen voor het vastleggen van getuigenverklaringen. Of Gijsbert in Noordwijkerhout notariële akten heeft opgemaakt staat weliswaar niet vast maar we weten dat hij kort na het opstellen van dit Hooftgelt naar Beverwijk vertrokken is, waar hij wel degelijk als notaris werkte. In het huis van Gijsbert kwam schout Jan Janszoon Broucklant te wonen.
Henrick Jacobszoon Loumanus staat vermeld als schoolmeester, maar hij was ook koster zoals zijn voorganger Claes Jacobszoon de Graaff, die wegens problemen in de uitvoering van zijn taken verbannen werd uit het dorp. Henrick Loumanus woonde en/of gaf les in de leegstaande pastoorswoning. Zijn schooltje werd midden 17e eeuw omgebouwd tot woning van de eerste predikant die in Noordwijkerhout is komen wonen, Van Peenen. Vooralsnog gaan we er hier van uit dat schoolmeester Loumanus en IJsbrant Willemszoon beiden in dit deel van de dorpskern woonden.
Voor de aanstelling van openbare functies als baljuw, schout, schoolmeester, notaris en gerechtsdienaren kwamen in principe alleen gereformeerde inwoners zoals secretaris Van der Morsch en schoolmeester Loumanus in aanmerking. De Heer of Vrouwe van een dorp was betrokken bij de aanstelling, maar aangezien in Noordwijkerhout dat heerlijkheidsrecht niet meer ingevuld was sinds 1558 bepaalde de Staten van Holland en haar uitvoeringsorgaan de Gecommitteerde Raden wie aangesteld werden voor de openbare functies. In Noordwijkerhout zien we bij de aanstelling van kerkmeesters nog katholieke inwoners tot circa 1650, daarna niet meer. Opvallend is dat voor benoeming als dorpsrechter je tot de Welboren Mannen moest behoren wilde je in aanmerking komen. Religieuze gezindte speelde na de Reformatie daarbij lange tijd geen rol, alleen de afkomst.
Crijn Jacobszoon Roo was herbergier op de hoek van de Havenstraat waar nu de boerderij van Warmerdam staat; hij was geboren in het Langeveld waar zijn vader ook al een herberg uitbaatte, op dezelfde locatie als het tegenwoordige restaurant aan het einde van de Langevelderweg. Crijns grafsteen ligt nog altijd in de Witte Kerk.
Met de alleenstaande Jan Eeuwoutszoon krijg je vier eeuwen later nog medelijden want hij is: “out ende van cleijn vermogen”. Deze duinmeier die zonder achternaam vermeld staat bereikte een behoorlijke leeftijd voor zijn tijd, hij was ten tijde van het Hooftgelt 83 jaar en woonde waarschijnlijk in bij zijn zoon Joris Janszoon Vos. De arme Trijn Paets die genoemd wordt onder 11 was bijna even oud als Jan, zij was 82.
De opstellers van deze belastinglijst maakten gezien hun formuleringen onderscheid in de mate van armoede van de centrumbewoners. “Klein van middelen, weinig middelen, onvermogend” mogen we uitleggen als verschillen in inhoud van de huishoudkas. De term “leeft van de armen” duidt waarschijnlijk op het feit dat de genoemde personen door de dorpsgemeenschap tijdelijk werden onderhouden via de instelling “de Heilige Geest Armen”. Deze mensen zijn hier bij gebrek aan betere informatie bij elkaar geplaatst in woning 11, het “Armenhuis”, die ongeveer op de plaats van het Noordwijkerhoutse Gemeentehuis moet hebben gestaan.
In het origineel van de lijst ontbreken veel achternamen. Daardoor zijn verbanden niet altijd herkenbaar, maar in het centrum woonden meerdere leden van de families Vos, Alckemade en Slingeland. Achternamen zijn hier toch vermeld als deze in andere documenten gevonden zijn. De dorpsbestuurders hadden in deze periode de gewoonte om beroepen of herkomstplaatsen te noemen ter onderscheid van personen, ook als de achternaam bij hen bekend moet zijn geweest. Zo wordt Joris Janszoon (Vos, 7) vrijwel altijd “duinmeier” genoemd, net als zijn vader Jan Eeuwoutszoon. Terwijl ook Pietertje Jansdochter (10) nog een zus van Joris blijkt te zijn. Dorpsbode Jan Huibertszoon (Alckemade, 20) kreeg net zo vaak zijn alias “But of Butter” mee als zijn werkelijke achternaam. Jan volgde als bode Jan Gilliszoon Cranendonck op wiens zoon Gillis (14) als “Glas” bekend staat, dat zou een verwijzing kunnen zijn naar het glazenmakersberoep. En tenslotte de familie Slingeland, in Noordwijkerhout niet vaak genoemd met die achternaam maar wel met “Vlasser, Cramer of Wever”, latere generaties met “Van der Werf”.  

Vierhonderd jaar na het opstellen van het Hooftgelt is van het open karakter van het Kerkeduin met de dorpskern weinig overgebleven. Met de bouw van het Landgoed in den Houte, een wat potsierlijke naam als je naar de armlastige geschiedenis van dit deel van het oude binnenduin kijkt, verdwijnt ook het laatste grote duingedeelte onder steen en beton. Een noordelijke punt, nu Oosterduin, is in de jaren zestig afgezand voor de bollenteelt, maar ook hier rukt de bebouwing op, waarmee de bijna 200 hectare van het oorspronkelijke Kerkeduin tussen Schulpweg in het zuiden en het Oosterduinse meer in het noorden nu voor zo’n 75 procent bebouwd is. Dat is nog eens wat anders dan 20 huisjes rond een kerk…….

(JD nov 2022)

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.