Je bekijkt nu Boerderij Wassenaar (Boerenburg) De Zilk
Boerderij Wassenaar of Boerenburg met het familiewapen van de familie Van Treslong

Boerderij Wassenaar (Boerenburg) De Zilk

Aanvulling verhaal Wassenaar februari 2022, recente vondst van een foto van de boerderij rond 1890 met mogelijk boer Kerkvliet bij de ingang

In de zoektocht naar de oudste bebouwingsgeschiedenis van Noordwijkerhout speelt het klooster Leeuwenhorst een belangrijke rol. Vanaf begin 15e eeuw leveren de pachtcontracten van weilanden en akkers veel informatie over de locatie van boerderijen en hun bewoners. Dat betreft dan vooral de zuidelijke helft van het dorp want het klooster had maar beperkt eigendom ten noorden van de Witte Kerk. In De Zilk had de Cisterciënzer kloosterorde op een enkel perceel na zelfs helemaal geen bezit.

Toch kunnen we ook voor de boerderijlocaties in De Zilk in de meeste gevallen terug naar de eerste helft van de 16e eeuw voor de oudste bewoners en eigenaren. Belangrijk moment zijn de jaren 1540 en 1542. In die periode werd door het Hoogheemraadschap Rijnland vastgelegd wie land in eigendom had en dienden die gegevens tevens voor het opleggen van de Tiende Penning, een landsbelasting van tien procent over de huurwaarde van de percelen. Die belasting werd ook in latere jaren opgelegd, met 1561 als laatste jaar waarvan gegevens bewaard zijn gebleven.

Met een beetje geluk vinden we voor een bepaalde woning of boerderij aanvullende informatie in oude notarisakten, familiearchieven of de administratie van de Graaffelijkheid, het landsbestuur. Dit is zeker het geval bij boerderij Wassenaar (Boerenburg) omdat het gebouw met haar weilanden aan de westzijde van het Zilkerduin lange tijd eigendom was van één adellijke familie, de Brederodes en hun erfvolgers.

In De Zilk stonden de woningen of boerderijen tot circa 1550 voornamelijk aan de westzijde van het Kleine Zilker Duin en aan de oostzijde van het Grote ZilkerDuin. Daar heeft aan de westzijde nog wel een boerderij gestaan, maar die is voor het midden van de 17e eeuw afgebroken. Dit patroon in de bebouwing is mogelijk terug te voeren op de vorm van de oude heerwege die langs en over de twee Zilker duinstroken voerde, nu de Zilkerduinweg. En wellicht speelde de veenachtige ondergrond aan de westzijde van het Grote Zilkerduin nog een rol zoals uit dit verhaal zal blijken. Aan de Zilkerbinnenweg werden de eerste huizen pas na 1540 gebouwd.

Op zoek naar de oudste bewoners en eigenaren.

Om de geschiedenis van een woning of boerderij in Noordwijkerhout in kaart te kunnen brengen is een ijkpunt nodig. Een document waarvan je met zekerheid kan stellen dat die verbonden is aan de onderzochte locatie. Adressen zijn pas vanaf eind 19e eeuw in gebruik en namen van woningen of boerderijen worden lang niet altijd genoemd. De beschrijving van de belendende percelen of “buren” van een woning wil dan wel eens helpen maar kan ook misleidend zijn.

Meestal vind je dit ijkpunt in de 18e of 19e eeuw en moet je vandaar terug in de tijd. In een enkel geval zoals bij boerderij Erffoort aan de Herenweg wordt die naam al in de 16e eeuw gebruikt en daarna nog vaak herhaald. De naam van het Hoekgat als akker bestond al in de 16e eeuw, maar bebouwing volgde pas een eeuw later. In het geval van boerderij Wassenaar vinden we een ijkpunt in 1701. In dat jaar wordt de boerderij gekocht door Rotterdammer Pieter du Feu en staat de boerderijnaam prominent genoemd in de overdrachtsakte. Een mazzeltje!

1701 Een woning met achtentwintig morgen land staande in de Zylck, onder de jurisdictie van Noortwykerhout, genaamd Wassenaar..

Boerderij Wassenaar wordt aan Pieter du Feu verkocht door Willem Lodewijk van Wassenaar (1675-1720), telg uit de oudste adellijke familie van ons land. Willem Lodewijk is ten tijde van de verkoop nog geen 26 jaar en op die jonge leeftijd kan hij de boerderij niet lang in eigendom gehad hebben. Het Rechterlijk Archief van Noordwijkerhout levert het antwoord: in 1697 vindt de overdracht plaats tussen Willem Lodewijk en zijn vader Willem van Wassenaar. De boerderij verwisselt voor een bedrag van 8.000 gulden van eigenaar. Het komt niet vaak voor dat  een adellijke vader onroerend goed verkoopt aan een zoon, omdat dit meestal via legaten of nalatenschappen geregeld werd. Aan de overdracht tussen vader en zoon is een kopie toegevoegd van de voorlopige verkoop bij een notaris in Den Haag, met opnieuw vermelding van de naam Wassenaar die daarmee dus al in 1697 in gebruik was. Vader en zoon Van Wassenaar laten zich bij de werkelijke verkoop in Noordwijkerhout vertegenwoordigen door de notaris. Als extraatje wordt in deze zogenaamde procuratie de naam van de pachtster genoemd: Fijtje Claesdochter ‘s-Gravenmade. Naar zal blijken een foutje van de notaris, het is Fijtje, de weduwe van Claes ’s-Gravenmade.

We weten hiermee dat de familie Van Wassenaar in november 1697 eigenaar was van de boerderij, maar de akten vermelden geen aankoopdatum. Het was een goede gewoonte van dorpsbestuurders om eerdere overdrachtsmomenten te vermelden, maar hier ontbreekt die datum omdat de boerderij via vererving is overgedragen. Overdrachten via nalatenschappen werden niet altijd bij dorps- en stadsbesturen aangemeld. Bij een overdracht diende de verkoper dan ook zijn eigendomspapieren te tonen. Om een eerdere overdracht te kunnen vinden hebben we twee hulpmiddelen. De stamboom van een oude adellijke familie zoals de Van Wassenaars is prima in archieven te vinden maar ook de omschrijving van de locatie biedt houvast. De vermelding van de grootte van de landerijen, 28 morgen (24 hectare) leidt ons naar de eerdere overdracht.

In 1690 laat Pieter van Cats, heer van Bruelis en Veenhuizen aan het Noordwijkerhoutse dorpsbestuur weten dat hij een hypotheek heeft gevestigd op zijn boerderij “Boerenburg” in De Zilk, met daarbij 28 morgen land en een locatiebeschrijving die precies overeenkomt met de latere overdrachtsakten. Hiermee weten we zeker dat Willem van Wassenaar de boerderij van deze Pieter van Cats heeft overgenomen, maar niet precies wanneer. Pieter van Cats zou in 1693 overleden zijn, een nalatenschap is (nog) niet gevonden, maar het wijst op een overdracht in dat jaar.

De naam Wassenaar en de toegangspalen.

Omdat de boerderij in 1690 een andere naam droeg staat hiermee wel vast dat Willem van Wassenaar (1649-1723) zijn familienaam verbond aan de boerderij, maar ook dat de twee bewaard gebleven toegangspalen met familiewapen uit de periode voor 1701 dateren. Nauwkeuriger aanname is dat zij tussen 1693 en 1697 in opdracht van Willem van Wassenaar zijn gemaakt. Het familiewapen waarvan nog enkele lijnen herkenbaar zijn is weggebeiteld door latere eigenaren. Het feit dat de wapenornamenten op twee forse toegangspalen geplaatst zijn doet de vraag opwerpen of het boerderijgebouw dat we kennen van de foto’s mogelijk in dezelfde periode is gebouwd. Ouderdom van gebouwen is vaak moeilijk te bepalen, maar het plaatsen van de palen met familiewapen en ook de naamsverandering van Boerenburg naar Wassenaar zijn een leuke indicatie voor het bouwjaar en duiden ook op een zekere trots die de familie Van Wassenaar bij dit bezit moet hebben gevoeld.

Op de toegangspalen heeft hoogst waarschijnlijk het wapen van Willem Lodewijk van Wassenaar gestaan

Helaas komen we in het Rechterlijk Archief van Noordwijkerhout vanaf het aanvangsjaar 1612 tot 1697 geen overdrachten meer tegen onder de naam Boerenburg of relevante beschrijving. Dat duidt op vererving van dit bezit binnen de voorouders van Pieter van Cats en Willem van Wassenaar. Om via familierelaties achter de oudere geschiedenis van deze boerenlocatie te komen is een lastige route. Maar er is in dit geval een hulpmiddel. De vermelding van titels wil nog wel eens doorslag geven. Pieter van Cats, die in 1690 een hypotheek vestigde op de boerderij was heer van Veenhuizen. Die titel wordt genoemd in verschillende archieven, zowel in het Rechterlijk Archief als bij de Rentmeesters van de Domeinen van Holland. Bovendien wordt de titel genoemd op een werktekening van een landmeter uit 1591. We kunnen daarmee een flinke sprong terug in de tijd maken.

De werktekening van het Zilker Duin 1591.

In 1591 maakt landmeter Pieter Bruijnssen in opdracht van eigenaar Gerard van der Laen een werktekening van het Kleine en Grote Zilkerduin. Hij had ditzelfde duin vier jaar eerder ook al fraai in kaart gebracht, was dus goed bekend met de situatie. Van der Laen wil het duin verpachten aan boer Claes Maertenszoon ’s-Gravenmade, die de pacht zal verdelen over de bewoners van de boerderijen rond dit Zilker duin, een unieke pachtconstructie! Hoewel het slechts een werktekening betreft is de vermelding van eigenaren van percelen en boerderijen zeer waardevol. Uit het origineel van deze werktekening zijn alle storende krabbels, die vaak van latere datum zijn, op één na allemaal weggehaald.

De landerijen van Boerenburg of Wassenaar in kaart gebracht in 1591 bewerking uit diverse bronnen, privéverzameling

In het gedeelte dat ten westen van het Grote Zilker duin ligt zijn twee boerderijen ingetekend op percelen die genoemd worden: “die landen van veenhuizen” . Eén latere krabbel is bij het opschonen van de kaart gehandhaafd, deze vertelt ons dat “Bruelis, heer van Veenhuizen” op zekere datum eigenaar geworden is van de percelen van de heer van Veenhuizen. Dat krabbeltje verbindt deze percelen met de eerder genoemde Pieter van Cats, die heer van Bruelis was, maar ook heer van Veenhuizen. Op de percelen staan twee boerderijen ingetekend, waarvan nummer 1 op de plek staat waar we boerderij Wassenaar mogen verwachten.

De oudste eigenaren van boerderij Wassenaar.

Eind 16e eeuw zijn twee boerderijen, waaronder Wassenaar, samen met percelen aan de westzijde van het Grote Zilkerduin dus eigendom van de heer van Veenhuizen. Die titel is verbonden aan de oude adellijke familie Van Brederode. Met die naam kunnen we een nieuwe stap terug in de tijd maken en komen dan uit rond 1575, het jaar waarbij de rentmeester van de Domeinen van Holland (de Graaffelijkheid) de opeenvolgende eigenaren van percelen land en twee hofsteden beschrijft.

Nationaal Archief, rentmeesters van de Wildernisse.

De rentmeester beschrijft dat het eigendom van twee hofsteden “bij versterfenisse” (overlijden) overgegaan is van Lancelot van Brederode op zijn zoon Reijnout. Omdat de opvolgers van deze rentmeester de geschiedenis van de verpachting zonodig moesten kunnen terugvinden in oudere administratie werden ook eerdere eigenaren vermeld. In dit geval werden Reijnout en Lancelot van Brederode voorafgegaan door Aelbregt van Treslong, Jacob Gerritszoon, Gerrit Jacobszoon en “Cleyne Bartelmees”. De laatste Bartelmees is daarmee de oudst bekende eigenaar of bewoner van één van de twee hofsteden, maar vermoedelijk is dat de meer noordelijker gelegen boerderij. Bij de andere hofstede wordt genoemd “gelegen aan het quaed laentje”. Boerderij Wassenaar lag aan dit quaed laantje dat vandaar naar het westen het duin inliep zoals de Oude Schulpweg. Omdat de naam van Gerrit Jacobszoon in latere bronnen telkens aan boerderij Wassenaar is verbonden, houden we hier onder voorbehoud aan dat hij met Cleyne Bartelmees tot de oudste bewoners van de boerderijen en gebruikers van de landerijen behoort.

Met de naam van Aelbregt van Treslong en zijn overlijdensjaar 1555 hebben we een nieuw ijkpunt om te zien of we nog iets over die oudste eigenaren kunnen vinden. Een eerste aanwijzing vinden we in de dorpsadministratie en Morgenboeken van Rijnland. De Zilk viel onder het dorp Noordwijkerhout maar vormde een apart ambacht, de ambachtsbewaarder had een vaste post in het dorpsbestuur. Door het Hoogheemraadschap werd De Zilk ook als apart ambacht behandeld, hetgeen wellicht terug te voeren is op een conflict dat de boeren van de Hooge Venen hadden met dit Rijnlandorgaan over de heffing van tarieven. In haar Morgenboeken hield Rijnland bij wie welk land in eigendom had of gebruikte. Een morgen is 600 Rijnlandse Roe of 0,85 hectare.

Als eigenaar van Wassenaar wordt in 1542 Raes van Treslong vermeld in dorpsarchieven. Pachter van de woning met dat jaar 16 morgen en 277 Rijnlandse Roe is de eerder genoemde Gerrit Jacobszoon, samen met een zekere Gerrit Claeszoon. De dorpsbestuurders krabbelden ook latere pachters en eigenaren in hetzelfde overzicht. Daardoor krijgt het een wat stuntelige indruk, maar in het gekrabbel lezen we onder andere “nu eijgen(dom) de weduwe van de heer van Veenhuijzen en de heer Cats”. Ook worden er namen vermeld van latere gebruikers van de landerijen, dus pachters.

Detail uit bewerkte Morgenboeken 1542, dorpsarchief

De heer Raes Van Treslong wordt ook nog bij andere percelen genoemd en was dus blijkbaar al in 1542 eigenaar van de Wassenaarlanderijen al wordt hij niet genoemd door de rentmeester van de Domeinen in 1575. De drie voorgangers van Raes die deze rentmeester wel noemt, waaronder Gerrit Jacobszoon zijn dat alle drie dan voor 1542 geweest.

De oudste bewoning van Wassenaar dateert daarmee uit de eerste helft van de 16e eeuw, mogelijk zelfs uit de late 15e eeuw. Uit de namen valt af te leiden dat de boerderij(en) op zeker moment overgedragen is door boer Gerrit Jacobszoon aan de adellijke heer Van Treslong. Gerrit werd hierna pachter van de boerderij. Daarbij ging het Van Treslong waarschijnlijk niet zozeer om de woning maar meer om het perceel waar het huis op stond en de vele weilanden die eigendom van de boer waren. De overgang van eigenaar naar pachter is een typerende ontwikkeling voor de boeren uit De Zilk in de 16e, 17e  en 18e eeuw. Grof genomen waren in die eeuwen de landerijen en woningen in het ambacht grotendeels eigendom van rijke of adellijke families uit Haarlem en omgeving.

De informatie rond de eerste eigenaren kunnen we nu op een rijtje zetten en aanvullen met gegevens uit verschillende bronnen,  met telkens het jaartal van de bron:

JaarEigenaarJaarGebruiker of pachter
14.. 15.. 15..Cleijne Bartelmees Gerrit Jacobszoon Jacob Gerritszoon  
1542Raes van Treslong1542Gerrit Jacobszoon Gerrit Claeszoon
1553Aelbert van Treslong1553Adriaen Claeszoon
1556Lancelot van Brederode Adriana van Treslong1556Adriaen Claeszoon
1561Lancelot van Brederode Adriana van Treslong1561Adriaen Claeszoon
1563Lancelot van Brederode Adriana van Treslong1563Adriaen Claeszoon Dirck Dirckszoon

Dit overzicht is gebaseerd op bronnen waarin het bezit helaas summier omschreven wordt. Bij de oudste drie vermelde boeren moeten we een vraagteken blijven plaatsen, we weten simpelweg te weinig over hen.

De reden om in 1563 naast Adriaen Claeszoon ook een Dirck Dirckszoon te vermelden als bewoner of gebruiker van de Wassenaarlocatie komt voort uit het testament van Lancelot van Brederode en zijn echtgenote Adriana van Treslong. In feite zijn er twee testamenten, een uitgebreid document uit 1559 en een bijgestelde versie uit 1563. In dat laatste testament wordt slechts één hofstede van het echtpaar in De Zilk genoemd en daarbij staat aangetekend dat Dirck Dirckszoon de gebruiker is. Deze hofstede vererft verder binnen de familie Van Brederode. Feit is dat beide boerderijen die op de landmeterskaart van 1591 zijn ingetekend in latere nalatenschappen weer in combinatie genoemd worden. Beide waren sowieso vanaf 1540/42 eigendom waren van de families Van Treslong / Van Brederode.

Wassenaar als bezit van de Van Brederodes en hun nazaten.

Omdat we voor 1697 geen formele overdracht van boerderij Wassenaar kunnen vinden aangezien deze via nalatenschappen plaatsvond is aan de hand van familiestambomen gereconstrueerd hoe de boerderij uiteindelijk bezit is geworden van Willem van Wassenaar en zijn zoon Willem Lodewijk. Daarvan is het volgende schematische overzicht gemaakt. De vele (bastaard)kinderen die binnen de vermelde huwelijken geboren werden zijn weggelaten om één en ander overzichtelijk te houden. Zo was Lancelot van Brederode een bastaardkind, had hij nog acht bastaardbroers en –zusters, terwijl zijn vader nog negen “legitieme” kinderen had uit zijn huwelijk met Margaretha van Borsselen.

De geschiedenis van Wassenaar is door het lijstje van klinkende namen zeer interessant. Velen speelden een prominente rol in de vaderlandse geschiedenis, behoorden tot de elite van ons land. De familie Van Treslong komen we in 16e eeuw op vele plaatsen in de Bollenstreek tegen als eigenaren van hofsteden, weilanden, akkers en duinpercelen. Zoals het Stelduin in Noordwijkerhout dat aanvankelijk het Duin van Terlong of Treslong werd genoemd. En de familie Van Brederode speelde al een paar honderd jaar een voorname rol in het landsbestuur en verwierf daar zelfs een aparte status mee onder de elite van het gewest Holland. Dat vertaalde zich onder andere in speciale rechten wat hun grondgebied betrof, het duin van Brederode. Dat grensde aan de zuidzijde aan de Stockweg bij De Zilk. Een kwart van de Brederodelanderijen die genoemd worden bij de besproken boerderijen lag aan de noordzijde van die Stockweg. Uit de 16e en 17e eeuw zijn documenten bewaard gebleven waarin via landmeting de grens van Brederode met De Zilk opnieuw wordt gemarkeerd.

Raes en Aelbregt van Treslong, tot 1555

Familiewapens Aelbregt van Treslong en Catharina van Berkenrode

Aelbregt of Aelbert van Treslong was een zoon van Lodewijk van Treslong en Anna van Assendelft. Door de familie Van Assendelft is de titel van Heer van Veenhuizen, een ambacht onder Heerhugowaard, doorgegeven aan de Treslongfamilie. In dit geval aan Aelbregt van Treslong. Hij ontvangt die titel in 1537. Lodewijk en Anna van Treslong-Assendelft hadden naast Aelbregt nog vijf andere zonen, waaronder oudste zoon Raes van Treslong. Of deze Raes van Treslong en dus broer van Aelbregt de eerdere eigenaar van de Wassenaarlocatie, die al in 1540/42 wordt genoemd is niet duidelijk. De broers hadden namelijk ook een opa met de naam Raes van Treslong, dus we mogen niet uitsluiten dat opa Raes de eerdere eigenaar was.

Aelbregt van Treslong trouwde Catharina van Berkenrode uit een adellijk geslacht met veel grondbezit in en rond het ambacht Berkenrode tussen Heemstede en Haarlem. Het echtpaar kreeg maar één dochter, Adriana, die de titel als Vrouwe van Veenhuizen zal overnemen. Het doorgeven van de Veenhuizentitel loopt dezelfde verervingsroute als het eigendom van de Wassenaarlocatie.

Lancelot van Brederode en Adriana van Treslong vanaf 1555 met hun erfgenamen

1572 Testament van Lancelot van Brederode, privéverzameling

Terwijl Adriana van Treslong, Vrouwe van Veenhuizen, enig kind was komt Lancelot uit een gezin van wel 18 kinderen. Lancelot was een bastaardzoon en dat gold ook nog voor acht andere kinderen van vader Reijnout van Brederode, een machtig man met een karrevracht aan titels. Zo was hij Opperhoutvester van Holland en West-Friesland, een eretitel die daarna alleen door de stadhouders Van Oranje gedragen is. En blijkbaar was deze Reijnout een fan van de Koning Arthur-roman, een bekend middeleeuws verhaal, want de namen van de broers Lancelot en Artus (=Arthur) van Brederode zijn aan dit verhaal ontleend. Artus van Brederode trouwde Anna van der Laen, uit een ander bekend adellijk geslacht dat in de Bollenstreek tot de grootgrondbezitters behoorde. Anna van der Laen was met Artus eigenaar van boerderij Erffoort aan de Herenweg in Noordwijkerhout.

Lancelot van Brederode deed zijn mythische naamgenoot eer aan, want hij leverde tijdens het beleg van Haarlem in 1573 slag met de Spaanse troepen. Hoewel behorend tot de aanvoerders van de zwervende Watergeuzen was hij met Adriana inwoner van die stad, het echtpaar had daar onder andere een huis in de voorname Jansstraat. Als straf voor de opstandigheid van de Haarlemmers namen de Spaanse troepen na de overgave van de stad vele inwoners gevangen. Tussen de twee- en drieduizend verdedigers van de stad werden uit wraak gedood. Waaronder ook Lancelot, hij stierf op 20 juli 1573, samen met zijn vriend, jonkheer Jan van Duivenvoorde (what’s in name…JD). Lancelot en Adriana kregen vijf kinderen: Reijnout, Hendrick, Anna, Catharina en Adriana. Het eigendom van de Wassenaarhofstede en landerijen werd net als de titel van Heer/Vrouwe van Veenhuizen doorgegeven, in dit geval aan oudste zoon Reijnout van Brederode.

Reinoud van Brederode en Geertruijd van Oldenbarnevelt

Met Reinoud (Reijnout) komt er opnieuw een beroemde naam uit de vaderlandse geschiedenis in beeld, want hij trouwde met Geertruijd, dochter van Johan van Oldenbarnevelt, voor velen de belangrijkste staatsman die we ooit gehad hebben. Reinouds moeder Adriana van Treslong overleed een jaar na haar man Lancelot, in 1574. Haar kinderen zijn dan nog geen van allen volwassen. Voor Reinouds huwelijk met Geertruijd worden in september 1597 voorwaarden opgemaakt waarin boerderij Wassenaar specifiek beschreven wordt, nu weer in combinatie met de tweede boerderij in De Zilk, met daarnaast 44 morgen aan landerijen (ca 38 hectare). De vermelding maakt duidelijk dat de betrokken families gehecht waren aan dit bezit. In dat huwelijksjaar is waarschijnlijk de nalatenschap van zijn overleden ouders nog niet geregeld want Reinoud is “slechts” eigenaar van een vierde deel van het Zilker familiebezit. Vaak wachtte men bij de verdeling van goederen tot alle ervende kinderen volwassen waren, tot die tijd werd alles beheerd door voogden. Reinouts broer Hendrick is jong overleden, dus zijn drie zusters hadden recht op het resterende 3/4e deel.

De handtekening van Johan van Oldenbarnevelt onder de huwelijksvoorwaarden van Geertruijd met vermelding van de woning in de Sillick

Detail uit de huwelijkse voorwaarden van  Reinoud en Geertruid, die worden ondertekend door het aankomende echtpaar en door Johan en Reinier van Oldenbarnevelt. Ook de bekende predikant Johannes Uijttenbogaard tekent het huwelijkscontract.

Reinoud van Brederode was kort voor zijn huwelijk lid van de Hoge Raad geworden en werd in 1602 tot voorzitter van dat belangrijke rechtsorgaan benoemd. Dat ambt bekleedde hij maar liefst 30 jaar. Maar bij die aanstelling als voorzitter was hij al weduwnaar van Geertruijd die slechts 23 jaar is geworden. Zij had toen al twee dochters gekregen, Elisabeth en Deliana van Brederode. Deliana is ervend dochter, zij trouwde Theophilus van Cats.

Reinoud trouwde nog drie keer. Toch heeft hij altijd een sterke band met zijn eerste schoonvader Johan van Oldenbarnevelt gehouden, steunde hem toen deze voor het gerecht gebracht werd in 1619 en uiteindelijk onthoofd is op het Binnenhof vanwege vermeend landverraad. Het trieste gevolg van de politieke strijd tussen de Raadpensionaris en de prinsgezinden, aanhangers van Maurits van Oranje. Dat leverde Reinoud en de familie Van Brederode nog de nodige problemen op, hun sterke maatschappelijke positie raakte hierdoor enige tijd verzwakt.

Uit het vierde huwelijk van Reinoud met Petronella van Hinojosa werd een dochter geboren, Anna Catharina van Brederode “van Wesenberg”. Die plaats ligt nu in Estland. Reinoud werd uit dank voor verleende diensten door de koning van Zweden benoemd tot Heer en Baron van Wesenberg. Die titel ging dus over naar zijn dochter Anna Catharina, net als de titel van Vrouwe van Oosthuizen.

Anna Catharina van Brederode trouwde met Philibert van Cats, een zoon van Verus Willemszoon van Cats en Geertruida van Duivenvoorde.  Anna en Philibert krijgen voor zover bekend slechts één zoon, Pieter van Cats. Hij wordt baron en Heer van Wesenberg en Heer van Bruelis, Maasland, Maaslandssluis, Oosthuizen en Veenhuizen. De Bruelistitel kwam hem toe via de familie Van Cats.

Praalgraf van Reinoud van Brederode in Heerhugowaard, internetbronnen

Deliana van Brederode en Theopilus van Cats; Anna Catharina van Brederode en Philibert van Cats

Reinoud van Brederode had uit zijn vier huwelijken slechts drie ervende dochters. Tussen de halfzusters Deliana en Elisabeth enerzijds en Anna Catharina van Brederode anderzijds lag een leeftijdsverschil van ruim 30 jaar. Deliana is jong gestorven, zo’n drie jaar voor haar vader Reinout die in 1633 overlijdt. Deliana trouwde met Theophilus van Cats uit een Zeeuws adellijk geslacht. Het echtpaar woonde enige tijd in Noordwijk. In 1623 wordt daar hun zoon Willem geboren.

Philibert van Cats, de  achterneef van Theophilus trouwt met de halfzus van Deliana, Anna Catharina van Brederode. Dat vindt zo’n 20 jaar plaats na de dood van Reinoud van Brederode, in 1653. Het grote verschil in leeftijd tussen de twee echtparen Van Cats-Van Brederode maakt het lastig om met zekerheid te bepalen hoe het Zilker bezit van Reinoud van Brederode uit zijn nalatenschap is verdeeld. Maar uit aanwijzingen uit het Rechterlijk Archief van Noordwijkerhout kunnen we opmaken dat beide halfzussen de boerderij met landerijen erfden. Misschien werd gelijktijdig verdeeld. Maar het kan ook zijn dat eerst Deliana, die jong is overleden het bezit in handen kreeg en vervolgens uit haar nalatenschap haar dan nog piepjonge halfzus Anna Catharina van Brederode. De andere dochter van Reinoud, Elisabeth Adriana, wordt genoeg een enkele keer genoemd als eigenaresse van Zilker onroerend goed, maar de vererving lijkt toch voornamelijk via haar twee zussen te verlopen.

We zien dit terug bij de overgang van de vele titels die Reinoud van Brederode te vergeven had. Waaraan ook nog eens de titel van heer of vrouwe van Stoutenburg van de zijde van de Van Oldenbarnevelts was toegevoegd. Dit ambacht met kasteel nabij Utrecht gaat over van Johan van Oldenbarnevelt op zijn weduwe Maria van Utrecht, vervolgens naar zijn kleindochter Elisabeth Adriana (dubbele naam) van Brederode en vevolgens op haar zus Deliana. De titel Heer of Vrouwe van Stoutenburg wordt door Deliana’s weduwnaar Theopilus van Cats verkocht.

Een andere verkoopactie van Theopilus vinden we als belangrijke aanwijzing terug in Noordwijkerhout. De omschrijving luidt: “…14 december 1638. Theophilus van Cats, heer van Cats, als vader en voogd van zijn dochters bij Deliana van Brederode en Wesenberg verkoopt Johan Vogel negen stukken grasland aan elkander gelegen in de Sillich, tesamen 16 morgen 140 Rijnlandse maat zoals die (aan) de voornoemde kinderen uit de gehele woning bij wijlen de heer Van Wesenberg achtergelaten, op 29 januari 1635 zijn toegekaveld, belend aan de noordzijde de Stockweg, zijnde het scheid van Brederode, aan oostzijde de Silckerduin…”

Op het bezit van Reinoud van Brederode, heer van Wesenberg, dat in totaal circa 44 morgen groot was, waarvan 32 morgen in De Zilk rustte een eeuwigdurende erfpacht van 19 pond/gulden en 12 stuivers per jaar. Omdat het bezit van Reinoud door de verkoop door Theophilus van Cats wordt opgesplitst zal 2/3e deel van deze erfpacht aan het eigendom van boerderij Wassenaar met 28 morgen aan landerijen worden gekoppeld. We zien die post van te betalen erfpacht terug in de latere overdrachtsakten.

Het verkoopdocument uit 1638 bewijst dat Deliana van Brederode eigenaresse was geworden van de twee boerderijen met landerijen in De Zilk van haar vader. Van de tweede, meest noordelijke boerderij weten we dat deze in 1623 nog werd bewoond door de weduwe van Adriaen Maertenszoon van ’s-Gravenmade, maar midden 17e eeuw afgebroken is. Hoewel Deliana met haar halfzus eigenaresse was van de Brederodeboerderijen wordt in de genoemde verkoop van de noordelijke woning door haar weduwnaar Theophilus geen mede-eigenaar genoemd.

N.B. Het zou kunnen dat de namen van de halfzussen Anna Catharina en Elisabeth Adriana door elkaar gehaald zijn. Elisabeth wordt een enkele genoemd in relatie tot het bezit in De Zilk. Helaas spreken de historische bronnen elkaar wel meer tegen doordat bij de administratie van pacht of bezit de namen van eigenaren foutief vermeld zijn. Reden waarom de meest logische route van vererving van het Brederodebezit in De Zilk is aangehouden. Hopelijk leiden nieuwe vondsten tot meer duidelijkheid.

In het Rijnlands morgenboek wordt vanaf het jaar 1640 door het dorpsbestuur aangetekend dat de boerderijlocatie Wassenaar twee eigenaren kent: de “wezen” van de heer Van Veenhuizen en de heer Van Cats. Deze summiere informatie vertelt ons niet precies wie dit waren, maar we mogen er van uitgaan dat hiermee de kinderen van Reinoud van Brederode (ovl 1633) bedoeld werden. Met naast hen Theophilus van Cats als weduwnaar van één van die kinderen. Het bevestigt dat Wassenaar in dat jaar gedeeld eigendom was. Althans volgens de dorpsbestuurders die moesten afgaan op wat zij aan informatie hadden gekregen en adellijke rouwkaarten werden in die tijd niet rondgestuurd….

Via vererving is Pieter van Cats ruim voor 1690 eigenaar geworden en dat lijkt alleen mogelijk als zijn moeder Anna Catharina van Brederode (een deel van) de boerderij vroeg of laat op naam heeft gekregen, zoals in het verervingsschema is weergegeven. Pieter van Cats overlijdt in 1693 en zo komt de boerderij geheel in handen van de familie Van Wassenaar. Die had mogelijk al het deel van Deliana van Brederode verkregen, dat aan haar kleinzoon Willem van Wassenaar was doorgegeven via haar dochter Anna van Cats. Verwantschappen binnen adellijke families kunnen zelfs doorgewinterde puzzelaars nachtmerries bezorgen, dus we hebben enkele dwarsverbanden die er ook nog liggen tussen de families Hinojosa, Van Wassenaar, Brederode en Cats hier uit oprechte zorg voor de nachtrust van lezers maar weggelaten.

1668 Huwelijk van Willem van Wassenaar en Josina van der Does uit Noordwijk, daar gesloten.

Willem van Wassenaar, trouwt in 1668 met Josina van der Does, dochter van de Heer van Noordwijk, Wigbolt van der Does. Het kerkelijk huwelijk vindt na aantekening in Den Haag, in Noordwijk plaats. In 1675 wordt uit dat huwelijk Willem Lodewijk van Wassenaar geboren, de man die in 1697 Wassenaar koopt van zijn vader voor 8.000 gulden.

Daarmee sluiten we de periode met adellijke eigenaren af en kunnen we een nieuw overzicht opmaken waarin we de pachters van Wassenaar/Boerenburg meenemen met het jaar waarin zij in documenten genoemd worden.

Pachters van Boerenburg/Wassenaar.

Uit de beperkte 16e eeuwse gegevens kunnen we opmaken dat boer Gerrit Jacobszoon zijn bezit heeft overgedragen aan Raes van Treslong. Hij werd pachter en is daarin opgevolgd door een Adriaen Claeszoon over wie we niet meer weten dan zijn naam. Maar ook niet hoe lang Adriaen precies op de boerenlocatie heeft gewoond want bronnen tussen 1561 en 1604 zijn schaars. Vermoedelijk is hij direct opgevolgd door Adriaen Corneliszoon, die in het Morgenboek van Rijnland van 1604 wordt genoemd, waarbij we kunnen vaststellen dat hij het grootste deel van de landerijen aan de westzijde van het Grote Zilkerduin in pacht heeft van de familie Van Brederode. 

Net als bij de opvolging van eigenaren blijken ook de beschrijvingen van het eigendom niet altijd even accuraat. De Stockweg als grens tussen De Zilk en het gebied waar de heren Van Brederode grote zeggenschap hadden liep dwars door het eigendom van Reinoud van Brederode. Dat was 44 morgen groot, maar wordt ook als 42 morgen beschreven en als 41 ½ morgen. Treffend voorbeeld van afwijkende vermeldingen is een akte uit het Rechterlijk Archief van Noordwijkerhout uit 1617 dat handelt over de erfpacht die op het  bezit van Reinoud rustte.

“…Reynout van Brederode heer en baron van Wesenberch, Ridder, Heer tot Veenhuysen, Spanburch, Oosthuysen etc. procureur van de Hoge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland etc..… betreffende zekere grafelijksheid of erfpacht van 19 pond 12 schellingen en 6 deniers…. staande op zekere landen van de baron van Wesenberch gelegen in de banne van Heemstede, groot 41½ morgen, doch dat 32 morgen van de voorsz. 41½ morgen liggen in Noordwijkerhout in de Silck, de heer van Wesenberch aangekomen door overlijden van zijn vrouws moeder, welke 32 morgen eertijds zijn uitgedolven venen en nu toegemaakt zijn tot wei- en hooiland en de rest of 9½ morgen die in Heemstede zijn gelegen kent de vrijheer niet, doch hij erkent wel de schuld en zij komen overeen dat de schuld rust op de 32 morgen voornoemd…”

Aantoonbaar onjuist is de vermelding dat Reinoud van Brederode het land toegekomen was door het “overlijden van zijn vrouws moeder”. Hij had het land uit de nalatenschap van zijn moeder Adriana van Treslong verkregen. Ook het gegeven dat Reinoud “de rest of 9 ½ morgen  in Heemstede” niet kende is opmerkelijk. Hij had dus land in bezit waarvan hij niet precies wist waar het lag.

Gedolven veen De Zilk

Voor ons is de informatie over de 32 morgen Zilker landerijen als zijnde “uitgedolven venen en nu toegemaakt” bijzonder interessant. In de 16e eeuw is met name in de noordelijke polders van Noordwijkerhout en De Zilk land geschikt gemaakt voor de landbouw nadat er veen gedolven was. Hieronder vielen percelen in de Kleine Zilk rond de Delfweg, maar blijkbaar is er dus ook in de Grote Zilk veen gestoken. Tussen het Grote Zilkerduin en het Langevelderduin lag dus een lager gelegen gebied met veen, dat door de boeren geschikt gemaakt is voor de landbouw. Ook elders zien we dat in gebied tussen de oude strandwallen veen gevormd is. Een andere aanwijzing vinden we in het contract dat de Zilker boeren afsloten in 1591 met de eigenaar van de Zilker binnenduinen. Nadrukkelijk bedingen zij het behoud van hun oude recht op het halen van zand uit de binnenduinen. Dat zand gebruikte men op de boerderijen maar ook voor het ophogen van de uitgedolven percelen. Het gebruik van zand uit duinen viel in het algemeen onder het beheer van de Houtvester van Holland. Maar het Zilker binnenduin dat tot aan de Stockweg strekte was in 1565 door de Domeinen van Holland verkocht aan Haarlemmer Nicolaes van der Laen. Elders was zandgebruik streng verboden, dus een ontheffing was belangrijk voor de boeren. In 1569 werd Dirck Claeszoon (Oudaen) die op de locatie Vaartwel woonde nog beboet door de Houtvester omdat hij zand gehaald had uit het duin “tegenover” zijn huis. Mogelijk ging het toen om duin dat aan de Vogelenzangse kant van de Stockweg lag (nu provinciegrens).

Ook in de 17e eeuw is op aanzienlijke schaal Zilks duinzand gebruikt. De familie Six die het eigendom van de Zilker binnenduinen kocht van de familie Van der Laen noteert in het midden van die eeuw dat ruim 11 morgen of 10 hectare duin door de boeren is afgezand of “afgekart”. De pachters van boerderij Wassenaar hadden volgens het pachtcontract uit 1591 gebruiksrecht op een deel van het Grote Zilkerduin; de verpachting van het duin is tot diep in de 19e eeuw gehandhaafd. Het zandrecht is nog enkele keren ter discussie gesteld, maar zover bekend nooit opgeheven.

Pachter Thomas Dirckszoon ’s-Gravenmade

Pachter Adriaen Corneliszoon die in 1604 genoemd wordt is rond 1620 opgevolgd door Thomas Dirckszoon ’s-Gravenmade. We weten dat Thomas een zoon is van Dirck Maertenszoon ’s-Gravenmade en oorspronkelijk in Hillegom woonde. Thomas trouwde met Leuntje Sachariasdochter. Zij was weduwe van Jan Janszoon van Swanevelt. Haar zoon Sacharias Janszoon van Swanevelt, geboren in of rond 1601 uit haar eerste huwelijk woonde in 1623 bij haar en Thomas in maar zal in 1646 een huisje bouwen op het Hoekgat, Dat is de eerste bebouwing van die akker, twee morgen groot, waarvan de naam al een eeuw eerder genoemd wordt. De grond van het Hoekgat was eigendom van de Graaffelijkheid of Domeinen van Holland. Ook Leuntjes zoon Pieter was inwonend op de toen nog Boerenburg genoemde boerderij, net als  dochter Marijtje, het enig kind dat zij met Thomas kreeg.

Thomas Dirckszoon pachtte de boerderij met oorspronkelijk 42 morgen aan landerijen. Als in 1638 Theophilus van Cats een deel van het Brederodese familiebezit verkoopt blijft daarvan de 28 morgen (24 hectare) over die altijd aan boerderij Wassenaar verbonden zijn gebleven. Daarnaast was Thomas pachter van een deel van het Langevelder duin. Dit eerste deel van het duin lag tussen de Stockweg en het Quaed Laantje of Oude Schulpweg. Het echtpaar leefde van het houden van vee en de wildvangst. Zijn stiefzonen Pieter en Sacharias zullen Thomas daarin ondersteund hebben, want in zijn eentje deze flinke boerderij runnen lijkt een zware opgave.

Pachter Claas Corneliszoon ’s-Gravenmade of Claas Corneliszoon de Boer

Volgens een aantekening in het Morgenboek van De Zilk is Claas Corneliszoon ’s-Gravenmade in 1646 pachter geworden van de landerijen van Wassenaar/Boerenburg. Vermoedelijk is Thomas Dirckszoon kort daarvoor overleden want het jaar 1646 was ook het jaar waarin Sacharias van Swanevelt een huisje bouwde op het Hoekgat, terwijl hij eerder met zijn moeder nog op Wassenaar woonde. Ook Claas ‘s-Gravenmade (circa 1615-1695) kwam oorspronkelijk uit Hillegom. Hij wordt ook wel eens Claas Corneliszoon de Boer genoemd, voor onderzoekers een ramp omdat er meerdere personen in dezelfde periode in de Bollenstreek zo genoemd worden. Claas trouwde twee keer, eerst met Jaapje Philipsdochter met wie hij drie kinderen kreeg: Cornelis, Philips en Marijtje. Na Jaapjes dood hertrouwde Claas nog met Fijtje Ariensdochter van Velsen. Met haar maakt hij in januari 1694 een testament op waarin hij  “uit uitzonderlinge liefde en affectie voor zijne huijsvrouwe” haar de beschikking geeft over al zijn goederen zolang zij nog leeft. Het echtpaar had geen kinderen, maar de kinderen uit het eerste huwelijk van Claas konden zo geen aanspraak maken op de boedel. Waarschijnlijk is Claas kort hierop overleden want uit een akte uit 1699 blijkt dat de dan inmiddels ook gestorven weduwe Fijtje van Velsen enkele jaren alleen op Wassenaar heeft gewoond. Dat sluit aan bij een vermelding van een Fijtje Claesdochter ’s-Gravenmade in de verkoopakte van Wassenaar in 1697. Dit is een voorbeeld van een verschrijving door dorpsbestuurders. Claas ’s-Gravenmade had geen dochter Fijtje, dus hier wordt zijn echtgenote Fijtje Ariensdochter van Velsen bedoeld.

Net als zijn voorganger Thomas Dirckszoon en menige andere boer uit de omgeving leefde ook Claas voor een deel van de konijnenvangst en was hij pachter van een deel van het Langevelder duin. Dit werd geregeld via vijf- of tienjarige contracten Hij betaalt hiervoor zo’n driehonderdvijftig gulden per jaar (1673) en moet gratis konijnen leveren. De “Gouden Eeuw” doet haar naam eer ook aan met hoge pachtprijzen, die vanaf het einde van die eeuw zullen dalen. Claas gebruikte “konijnenhonden” bij de jacht, maar omdat hij blijkbaar geen vergunning had voor het houden van dergelijke honden wordt hij eenmalig beboet door de Houtvester van Holland voor het “ongekwalificeerd” houden van de honden.

Van Claas weten we ook dat hij het vertrouwen van zijn pachtheren Philibert van Cats en zijn zoon Pieter van Cats genoot want hij mag enkele keren namens hen optreden bij de verkoop van percelen land uit het bezit van die adellijke familie. Daarin wordt hij beschreven als burgemeester van Noordwijkerhout, waarmee bedoeld wordt dat hij tot de schepenen van het dorp behoorde en specifiek De Zilk vertegenwoordigde.

Pachter Leendert van Cappelle

Vanaf 1699 neemt Leendert van Cappelle de pacht van boerderij Wassenaar over. Hij trouwde Jaepje Willemsdochter. Zij is een kleindochter van Claes Corneliszoon ’s-Gravenmade, geboren uit het huwelijk van Marijtje Claesdochter ’s-Gravenmade en Willem Jan Ariens. Kort daarvoor had Leendert ook al de pacht van een deel van het Langevelder duin verkregen bij de Rentmeester van de Domeinen.  Hij betaalt met 275 gulden duinpacht per jaar zo’n 75 gulden minder dan Claas Corneliszoon. Ook hij kent daarnaast verplichte betaling in natura in de vorm van 33 koppels hofkonijnen, zo genoemd omdat zij geleverd werden aan rechthebbenden op het Binnenhof in Den Haag.

1700 De rentmeester van de Graaffelijkheidsrekening noteert de pacht van het Langevelderduin door Leendert Dircksz van Cappelle

Eigenaar Pieter de Feu

In 1701 wordt de boerderij met haar nieuwe naam Wassenaar verkocht aan Pieter de Feu, die dat jaar in Rotterdam woonde, maar familiebanden had met de stad Leiden. Gezien zijn woonplaats ligt de vraag voor de hand wat Pieter met de boerderij van plan was. Dat de rijke burgerij dergelijke aankopen als investering zag ligt voor de hand maar er zijn ook genoeg bewijzen dat men wel degelijk gebruik maakte van het bezit als verblijfplaats om te genieten van de jacht in de duinen en de natuur. Ook Pieter nam zijn aankoop serieus want in 1701 vraagt hij twee Zilker boeren om te getuigen hoe de afwatering vanaf het Vogelenveld door zijn aangekochte landerijen precies tot stand was gekomen. Claes Corneliszoon ’s-Gravenmade had hierover afspraken gemaakt met een buurman. Jacob Zeestraten en Philips, de zoon van Claes leggen over deze zaak een verklaring af bij de notaris.

Als Pieter overlijdt houdt zijn weduwe Alletta van Biessenbroek de boerderij nog enkele jaren aan, maar besluit in oktober 1726 tot verkoop aan Cornelis Sijvertszoon Erffoort. Dat was een voorlopig koopcontract want het bezit maakt nog deel uit van haar nalatenschap na haar overlijden op 14 november 1726. De executeur van haar testament draagt in 1727 formeel het boerengebouw met 28 morgen aan landerijen over aan Cornelis Erffoort. Zo’n 25 jaar woonden Leendert en Jaepje van Cappelle op de boerderij waar inmiddels ook de woning op het Hoekgat toe behoorde, want die was eveneens door Pieter de Feu aangekocht. Die woning op het Hoekgat blijkt in verval geraakt te zijn, werd niet meer bewoond. Leendert vraagt in 1709 bij de Domeinen van Holland, eigenaar van de landbouwgronden van het Hoekgat, toestemming om de woning weer van beglazing en een nieuw dak te mogen voorzien. Om daarmee het domeinenperceel weer te kunnen bewonen of verhuren.

Inclusief de verbeterde woning het Hoekgat vangen de erven van Pieter en Aletta de Feu-Biessenbroek 7.100 gulden voor boerderij Wassenaar met de woning op het Hoekgat en 28 morgen aan landerijen. Volgens een standaard regeling mag Leendert nog enige tijd op de boerderij blijven wonen, tegen 400 gulden per jaar aan pacht. Koper Cornelis Sijvertszoon Erffoort kan de woning vanaf 1729 betrekken, Leendert van Cappelle verhuisde naar de Bartenbrug aan de Leidse Trekvaart. En met zijn vertrek eindigt de geschiedenis van Wassenaar als pachtboerderij en zijn alle volgende bewoners eigenaar op de laatsten na, de familie Warmerdam.

Eigenaar  Cornelis Sijvertszoon Erffoort

Cornelis Sijvertszoon Erffoort woonde voordat hij Wassenaar kocht met zijn gezin in de Vogelenzang, waarschijnlijk op een pachtboerderij. Hij is in 1688 geboren als zoon van Sijvert Claeszoon Erffoort en Catharina Willemsdochter Akersloot. Zijn ouders woonden mogelijk toen al op Croonesteijn of Croonenburg aan de Beeklaan in De Zilk en werden in 1701 eigenaar van die boerderij. Cornelis trouwde twee keer. In 1713 met Ariaantje van der Fits, met wie hij één zoon kreeg. Daarna met Anna Jansdochter Verdel, een boerendochter die op het Oude Bouwhuis van Leeuwenhorst geboren is. Met Anna kreeg Cornelis acht kinderen waarvan de laatste drie op Wassenaar geboren zijn. Cornelis doopten hun kinderen in de Vogelenzang, omdat zij onder die parochie vielen. Anna is overleden tussen 1735 en 1742, waarschijnlijk nog voor 1739. Geen van haar kinderen was toen al volwassen. In die periode ontvangt Cornelis zijn aandeel in de nalatenschap van zijn vrijgezelle broer Claes Sijvertszoon Erffoort. Het is een erfenis in natura, bestaande uit het boerengereedschap en het vee van Claes. De verhouding in waarde tussen onroerend goed en een veestapel was in voorgaande eeuwen totaal anders dan nu. Koeien vertegenwoordigden een flink kapitaal; het moet een leuke opsteker geweest voor Cornelis Sijvertszoon Erffoort, die toen waarschijnlijk al weduwnaar was geworden. Dat is hij ruim 25 jaar gebleven, hij overlijdt in mei 1767. Het echtpaar wordt opgevolgd door zoon Jan.

Eigenaar Jan Corneliszoon Erffoort

Jan Corneliszoon Erffoort trouwt in mei 1762 met Cornelia, een dochter van Willem Janszoon Trompert en Grietje Jansdochter ’s-Gravenmade, een echtpaar dat op de Zilker boerderij “Nabij” woonde. Een maand voor zijn huwelijk koopt Jan 7 morgen land in de Grote Zilk. Waar meestal een onderpand wordt genoemd bij overdrachten is dat hier niet het geval. Jan was dat jaar dus geen eigenaar van boerderij Wassenaar. En dat is logisch want zijn vader Cornelis leefde dat jaar nog. Zover na te gaan vond de overdracht dan ook plaats na 1767.

Cornelia en Jan krijgen 7 kinderen, maar ook hier zien we weer een voorbeeld van een gezin waarbij de kinderen al vroeg één van de ouders moeten missen. Cornelia overlijdt nog voor het oudste kind 20 jaar geworden is, in oktober 1783. Jan staat er alleen voor met zijn dochters, want een zoon kreeg het echtpaar niet. Familie en vrienden leveren de voogden voor de kinderen.

In januari 1768 wisten Jan en Cornelia voor 8.500 gulden eigenaar te worden van de boerderij met buitenplaats Regenvliet, pal tegenover hun boerderij Wassenaar. Tot deze boerderij behoort ruim 25 morgen aan landerijen, gelegen tussen het Zilker duin en de Trekvaart. Op het Hofje van de Groene Tuin uit Haarlem na zijn de boeren in De Zilk in de voorgaande jaren allemaal eigenaar geworden van de boederijen die hun voorouders pachtten. Dat Jan en Cornelia deze kapitale boerderij konden kopen valt voor het grootste deel te verklaren uit het erfdeel dat Cornelia Trompert mocht ontvangen uit de boedel van haar in 1765 overleden vader Willem Janszoon Trompert. Die was weliswaar hertrouwd maar boerderij Nabij waarop hij woonde was via zijn eerste echtgenote Grietje Jansdochter ’s-Gravenmade zijn eigendom geworden. Jan en Cornelia Erffoort-Trompert ontvangen een bedrag van 5.600 gulden, er hoeft dus slechts 2.900 gulden bijgelegd te worden om Regenvliet op naam te krijgen.

Veel kansen om een dergelijke boerderij te kunnen kopen waren er niet en vermoedelijk was de overweging van het echtpaar om één van zijn kinderen een aantrekkelijke huwelijksschat mee te geven. Daarmee kwam zij ook op steenworp afstand te wonen. Maar voor een huwelijk waren de kinderen dat jaar nog veel te jong, vandaar dat Regenvliet in april 1768 te huur wordt aangeboden middels een advertentie in de krant.

1768 Verhuur van de buitenplaats Regenvliet door Jan Corneliszoon Erffoort, krantenadvertentie

Vijf jaar na het overlijden van zijn vrouw maakt Jan Corneliszoon Erffoort een testament op. Van zijn zeven dochters zijn er nog maar 3 in leven. Grietje is getrouwd met Jan Lijsman en krijgt via een legaat voornamelijk geld en obligaties toebedeeld. De nog minderjarige en ongetrouwde Jannetje wordt na Jans dood eigenaresse van Regenvliet en haar zuster Cornelia zal Wassenaar erven. Cornelia is dan al getrouwd met Willem Hendrickszoon Oostdam maar het testament van Jan uit 1788 noemt opmerkelijk genoeg niet zijn naam.

De verschillen in toebedeelde waarde van het getaxeerde onroerend goed worden via onderlinge uitwisseling van bedragen gelijk gestreken. Jan Corneliszoon Erffoort overlijdt in 1801, werd 64 jaar oud. Zijn overlijden is maar zo’n 7 maanden na zijn dochter Jannetje, die in 1795 getrouwd was Pieter Langeveld. Zij laat bij haar overlijden in juni 1800 één dochter achter, Cornelia. Deze dochter erft in plaats van Jannetje boerderij Regenvliet, die kort daarop door haar voogden verkocht wordt aan haar vader Pieter Janszoon Langeveld.  

Willem Oostdam en Cornelia Erffoort

Naast de overdracht van Regenvliet aan weduwaar Pieter Langeveld ontvangt Grietje Erffoort conform het testament van haar vader enkele percelen land in De Zilk en voornamelijk geld in de vorm van obligaties. Cornelia en Willem Oostdam-Erffoort worden eigenaar van boerderij Wassenaar, dan nog altijd met de 28 morgen landerijen die er al vanaf de 16e eeuw bij hoorden. Willem en Cornelia, die in 1786 waren getrouwd hebben in 1801 al tien kinderen laten dopen in de parochie van de Vogelenzang, maar ook dit grote gezin wordt tragisch getroffen. Allereerst door de vroege dood van enkele keren, maar ook omdat de ouders Willem en Cornelia kort na elkaar sterven, in 1803 en 1804. De kinderen worden onder voogdij geplaatst en boerderij Wassenaar blijft hun gezamenlijk bezit.

In 1808 overlijdt Niesje Oostdam, er zijn dan van het gezin nog maar vier kinderen in leven, die Niesjes éénvijfde aandeel in de erfenis van hun ouders kunnen delen. Dat aandeel wordt een jaar erop getaxeerd voor de overdrachtsbelasting, zou 1500 gulden waard zijn, waarmee de waarde van boerderij Wassenaar op niet meer dan 7500 gulden werd getaxeerd. Uit de taxatie blijkt tevens dat de kinderen zelf niet meer op de boerderij wonen, maar dat deze is verpacht aan Dirk Zeestraten voor 700 gulden naast de gebruikelijke lasten, groot 279 gulden.

Wassenaar met weilanden, vlak voor de herbouw van het gebouw, het weilandbezit is al zo’n 250 jaar ongewijzigd.

Antje Oostdam en Cornelis Heemskerk en Cornelia Heemskerk met Maarten Kerkvliet.

Wassenaar blijft tot 1822 gezamenlijk bezit van de vier overgebleven kinderen van Willem en Cornelia Oostdam-Erffoort. Dat jaar wordt door drie van hen, Cornelia, Hendrik en Arij besloten hun 3/4e aandeel in de nalatenschap te verkopen aan hun zuster Antje Oostdam, die met Cornelis Heemskerk uit Voorhout getrouwd was. Zagen we in de gezinnen van eerdere eigenaren al veel tragische gebeurtenissen, bij Antje en Cornelis bereiken die een dieptepunt. Van de zeven kinderen die zij krijgen bereikt slechts dochter Cornelia een huwbare leeftijd. Zelf overlijden Antje en Cornelis slechts 32 dagen na elkaar, in de zomer van 1848. De boerderij wordt eigendom van Cornelia die in 1850 trouwt met Maarten Kerkvliet. Slechts vier jaar mag Cornelia genieten van haar huwelijksgeluk, zij overlijdt in 1854. Maarten Kerkvliet blijft achter met twee kinderen, Piet en Antje. Volgens een nieuwe huwelijkswet worden echtparen die overlijden zonder huwelijksvoorwaarden opgemaakt te hebben beschouwd als zijnde getrouwd in gemeenschap van goederen. Cornelia Heemskerk is vrij plotseling overleden, maar heeft in 1851 nog wel haar testament opgemaakt en Maarten tot haar enig erfgenaam benoemd. Dit betekent dat boerderij Wassenaar eigendom wordt van Maarten Kerkvliet vanaf 1854. De waarde van de boerderij, die nog iets groter in omvang is geworden en nu bijna 30 hectare omvat, wordt door deskundige boeren getaxeerd op ruim 33.000 gulden. De boedelinventaris en taxaties vinden plaats om het aandeel in de nalatenschap van de twee kinderen vast te stellen en daarmee ook de weg vrij te maken voor Maarten om eventueel opnieuw te trouwen.

Maarten Kerkvliet en Ermina Heemskerk (ook eigenaren van de Prinsenhof)

In 1855 hertrouwt Maarten met Hermina of Ermina Heemskerk uit Koudekerk. Het jaar erop krijgt hij opnieuw met een nalatenschap te maken, hij erft met drie zussen van zijn vrijgezelle broer Leendert, die een boerderij had aan de Beekbrug in Lisse. Het geld zal Maarten mogelijk gebruikt hebben om de boerderij te herbouwen. Uit een kadastrale wijziging die in 1858 is doorgevoerd wordt duidelijk dat het gebouw dat in 1962 afbrandde niet de originele boerderij uit de late 17e eeuw was, die van de familie Van Wassenaar haar naam kreeg. Een vergelijking van beide gebouwen op de kadasterkaarten van 1818 en 1888 laat dat mooi zien. Hoewel niet uit te sluiten valt dat een deel van het originele gebouw bij de herbouw bewaard is gebleven. Een schuur op het terrein komt bijvoorbeeld ook op beide kaarten voor. Het gebouw dat we nog kennen van de foto’s was in ieder geval zo’n 100 jaar oud ten tijde van de brand.

Vergelijking 1818 en 1888 maakt duidelijk dat de boerderij is herbouwd.

Hoewel hij boerderij Wassenaar via huwelijk had verkregen moet nadrukkelijk gesteld worden dat Maarten met zijn twee echtgenotes een bijzondere vermogenspositie opbouwde. Daar tegenover staat echter persoonlijk leed door vroegtijdige sterfte van kinderen. Vermogen en verlies vormen de twee sleutelwoorden in de Noordwijkerhoutse sociale geschiedenis, en zeker onder de werkende klasse.

Met Ermina Heemkerk krijgt Maarten acht kinderen, waarvan drie kort na geboorte overlijden. Maar ook de zonen Leen (41) en Jan (31) worden niet heel erg oud, zij sterven beiden vlak voor de eeuwwisseling. Na de dood van Maarten Kerkvliet in 1891 wordt een uitgebreide boedelverdeling opgemaakt waaruit duidelijk wordt dat Maarten in 1885 boerderij de Prinsenhof aan de Zilkerbinnenweg had toegevoegd aan zijn bezit en via een testament had voorbestemd aan zoon Hendrik. Tot zijn twee boerderijen behoort vijftig hectare aan weiland.

Bijzonder opmerkelijk zijn de 35 leningen die Maarten en Ermina bij allerlei mensen hadden uitstaan. Doorgaans tegen een stevige rente van 4 ½ of 5 procent en verstrekt aan diverse landbouwers, aan enkele weduwen maar ook aan andere andere ondernemers, zoals de smid Johannes Versteege en de timmerman Jacob Haasnoot. Het echtpaar fungeerde als een privébank voor menige ondernemer in de regio en dat voor een totaalbedrag van zo’n 110.000 gulden! Na aftrek van een kort lijstje met lasten bedraagt de netto verdelen som ruim 175.000 gulden, hetgeen duidelijk maakt dat Maarten en Ermina gedurende hun leven het begrip “goed geboerd hebben” zowel letterlijk als figuurlijk hebben ingevuld.

De twee kinderen uit Maartens eerste huwelijk hadden hun aandeel in de nalatenschap van hun moeder Cornelia Heemskerk niet eerder ontvangen en delen mee in de aanzienlijke waardestijging van het bezit, waaronder boerderij Wassenaar die in 1892 24.000 gulden hoger getaxeerd wordt dan 37 jaar eerder het geval was. Weduwe Ermina Heemskerk ontvangt haar helft en een kindsdeel uit de nalatenschap. De zeven kinderen uit beide huwelijken delen de rest in gelijke delen, waarnaast de twee kinderen uit het eerste huwelijk, Piet en Antje, nu alsnog hun moederlijk erfdeel ontvangen, dat verhoogd wordt met eerder niet betaalde rente. Boerderij de Prinsenhof wordt conform de wens van Maarten in zijn testament overgedragen aan Hendrik Kerkvliet.

Weduwe Ermina Heemskerk

Als Ermina overlijdt in 1906 zijn er van haar acht kinderen nog maar drie in leven, de zonen Hendrik, Simon en Cornelis. Zeven jaar eerder verloor zij in één jaar twee volwassen zonen, Jan en Leen. De drie overgebleven broers verdelen de boedel waarbij Hendrik wordt uitbetaald en Simon en Cornelis boerderij Wassenaar overnemen. Ermina heeft het uitlenen van geld aan derden voortgezet, zodat er nog altijd een flink lijstje is met vorderingen op allerlei mensen plus nog wat obligaties, maar bijvoorbeeld ook een renteloze lening aan de Bavokerk in Haarlem.

Detail uit de boedelscheiding van de overleden Ermina Heemskerk, 1906

Simon (1861-1924) en Cornelis Kerkvliet (1866-1939): van 1906 tot en met 1937

Simon en Cornelis Kerkvliet runnen vanaf 1906 samen als eigenaren boerderij Wassenaar. De waarde van de boerderij met 32 hectare aan weiland was bij de boedelverdeling in dat jaar door deskundigen getaxeerd op 51.000 gulden, het vee en het boerengereedschap op bijna 13.000. Simon is 62 jaar oud als hij in 1924 overlijdt. Zijn broer Cornelis zet het boerenbedrijf voort maar heeft geen opvolgers of kinderen. Hij schenkt zijn bezit aan de Heilig Hartkerk in 1939. De kerkgemeente besluit de boerderij te verhuren aan de familie Warmerdam uit de Vogelenzang. De Warmerdammen blijven tot 1962 op Wassenaar wonen, het jaar waarin brand de boerderij totaal verwoest.

Aanvulling mei 2022 met informatie familie Warmerdam: kort na de dood van Cornelis Kerkvliet wordt door de nieuwe eigenaar, de kerk van De Zilk, boerderij Wassenaar verpacht aan de familie Warmerdam. Zo pal onder het Langevelderduin, met weilanden ingeklemd tussen dat duin en het Groote Zilker duin was boeren op de eeuwenoude weilanden nog niet zo eenvoudig. Net als elders aan de duinkant was de waterhuishouding een voortdurende zorg, het was te nat of te droog op de weilanden die op ongelijke hoogte lagen. Boer Warmerdam heeft delen van het weiland afgezand waarbij ook veenlagen vrijkwamen. Die veengrond, in Noordwijkerhout ook wel ‘darrie” genoemd kon nog voor een aantrekkelijke prijs verkocht worden. Op 24 september 1962 wordt de boerderij met alle weilanden verkocht aan de gemeente Noordwijkerhout. Puur toevallig breekt vijf dagen later brand uit. De gemeente had een algemene brandverzekering met een tijdslimiet voor de melding van nieuw te verzekeren onroerend goed, de uitkering door de verzekeraar leverde nog de nodige discussie op vanwege het tijdstip van melding van de overdracht. De familie Warmerdam heeft nog een half jaar in een bijgebouw op het terrein gewoond dat gespaard was gebleven. Hoewel de brand zeker een strop was voor de gemeente lag de waarde vooral in het beschikbaar komen van de vele hectare weiland, waar een geheel nieuwe woonwijk op kon worden gebouwd.

Alle eigenaren en bewoners op een rijtje

JaarEigenarenGenoemdGebruikers/pachters
14..   15..Cleijne Bartelmees Gerrit Jacobszoon Jacob Gerritszoon  
1542Raes van Treslong1542Gerrit Jacobszoon- Gerrit Claeszoon
1553Aelbert van Treslong1553Adriaen Claeszoon
1556Adriana van Treslong Lancelot van Brederode1556Adriaen Claeszoon
1573Adriana van Treslong (wed)  
1574 1597Erven Adriana van Treslong Ieder voor een 1/4e deel1604Adriaen Corneliszoon
1617Reinoud van Brederode1621Thomas Dirckszoon ‘s-Gravenmade
1638Deliana en Anna Catharina van Brederode, dochters Reinoud1646 tot 1695Claes Corneliszoon ’s-Gravenmade of Claes Cornelisz de Boer
1666Pieter van Cats, weduwnaar Anna Catharina en Anna van Cats (als dochter van Deliana)  
1693Willem van Wassenaar  
1697Willem Lodewijk van Wassenaar1695De weduwe van Claes Corneliszoon: Fijtje Arijsdr van Velsen
1701Pieter de Feu1699Leendert van Cappelle
1718Wed. De Feu-Biessenbroek1726Leendert van Cappelle is laatste pachter
JaarEigenaren /bewoners 
1726Cornelis Sijvertszoon Erffoort – Catharina Willemsdochter Akersloot  
1767Jan Corneliszoon Erffoort – Cornelia Willemsdochter Trompert  
1801Willem Oostdam – Cornelia Erffoort  
1804Erfgenamen Oostdam – Erffoort  
1822Cornelis Heemskerk en Antje Oostdam  
1848Cornelia Heemskerk en Maarten Kerkvliet  
1854Maarten Kerkvliet en Ermina Heemskerk  
1906Simon en Cornelis Kerkvliet  
1924Cornelis Kerkvliet  
1939Heilig Hartkerk, verhuur aan familie Warmerdam  
1962Afbraak na brand  
Wassenaar voor de brand

Noot: Voor een deel van de genealogische gegevens in dit verhaal is gebruik gemaakt van digitale stamboompublicaties, waar mogelijk gecheckt met behulp van historische bronnen. De zoektocht naar de geschiedenis van deze boerderij is anders verlopen dan hierboven omwille van de leesbaarheid in verhaalvorm is gegoten.

JD november 2021

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.